Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Inleiding 1 en 2 Kronieken

Wat is het verhaal achter de tekst?

Een tweede verhaal over de geschiedenis van Israël

De boeken 1 en 2 Kronieken gaan over de tijd dat het volk Israël een koninkrijk was: van ongeveer 1000 tot ongeveer 600 voor Christus. In onze Bijbel zijn het twee boeken, maar ze horen bij elkaar. Grote delen van 1 en 2 Kronieken lijken precies op 1 en 2 Samuel en 1 en 2 Koningen. Waarschijnlijk heeft de schrijver van Kronieken die boeken gebruikt toen hij zijn verhaal schreef.

Toch vormen 1 en 2 Kronieken een zelfstandige tekst, met een eigen boodschap. De schrijver van deze boeken vindt andere dingen belangrijk dan de schrijvers van de boeken 1 en 2 Koningen. Hij vertelt bijvoorbeeld vooral over het zuidelijke koninkrijk Juda. Over het noordelijke koninkrijk Israël zegt hij bijna niets. En hij schrijft veel over de tempel in Jeruzalem, en de feesten die daar gevierd worden.

Het boek 1 Kronieken begint ook op een eerder moment in de geschiedenis dan 1 Koningen: bij Adam, de eerste mens. En het eindigt later: niet op het moment dat Jeruzalem verwoest wordt en het volk wordt weggevoerd naar Babylonië, maar met de bevrijding uit Babel, vijftig jaar later.

Terugkijken en vooruitkijken

De boeken 1 en 2 Kronieken zijn waarschijnlijk rond 400 voor Christus geschreven. Juda was toen allang geen koninkrijk meer, maar een kleine provincie in het grote Perzische rijk.

In Jeruzalem was weer een kleine tempel gebouwd. De mensen konden dus weer offers brengen en God vereren. Maar ze moesten belasting betalen aan de koning van Perzië, en ze mochten geen eigen koning hebben. En in de provincie Juda woonde maar een klein deel van het volk Israël: de noordelijke stammen waren al rond 722 voor Christus door de Assyriërs weggevoerd naar andere landen.

De schrijver van 1 en 2 Kronieken kijkt terug naar de tijd toen David en zijn nakomelingen koning waren van Juda. Hij wil beschrijven hoe het toen was, maar hij wil ook laten zien hoe het volgens hem ooit weer moet worden: met een koning die voor de tempel zorgt, en een volk dat bij die tempel bij elkaar komt. Dat moet dan weer één groot volk zijn, dat bestaat uit alle twaalf stammen van Israël: de zuidelijke stammen Juda en Benjamin, en het noordelijke koninkrijk Israël. Alle stammen van Israël moeten God weer samen vereren.

Wat zijn de thema’s in deze boeken?

Jeruzalem en de tempel

De schrijver van 1 en 2 Kronieken vindt de tempel in Jeruzalem erg belangrijk. Daar kun je echt zien dat Israël Gods volk is. Hij beschrijft precies wat er in de tempel gedaan wordt: de offers, maar ook de muziek waarmee de mensen God eren en prijzen.

David en de tempel

Voor de schrijver van deze boeken is David de ideale koning. De schrijver doet nog beter zijn best om dat duidelijk te maken aan zijn lezers dan de schrijvers van de boeken Samuel en Koningen. Verhalen waarin David verkeerde dingen doet, laat de Kroniekenschrijver bijvoorbeeld weg (bijvoorbeeld 2 Samuel 11).

David is volgens 1 en 2 Kronieken niet alleen een sterke leider, maar vooral de man die de tempeldienst heeft ingesteld (1 Kronieken 22-26). Zijn nakomelingen, de latere koningen van Juda, moeten zorgen dat die tempeldienst goed verloopt. Omdat de meeste koningen dat niet doen, wordt het volk uiteindelijk door de Babyloniërs gevangengenomen en naar Babel gebracht.

Blije gevers

De schrijver van Kronieken schrijft over allerlei regels voor de tempeldienst. Maar nog veel belangrijker vindt hij de houding van de mensen: ze zijn blij met alles dat God doet, en ze geven graag geschenken aan de tempel (bijvoorbeeld 1 Kronieken 12:41; 1 Kronieken 29:9, 22; 2 Kronieken 7:10; 2 Kronieken 15:15).

Hoe kun je deze boeken lezen?

Gods beloftes blijven gelden

1 en 2 Kronieken zijn niet makkelijk. Er staan lange lijsten met vreemde namen in, die best lastig zijn om te lezen. Het helpt om te bedenken waarom die namen zo belangrijk zijn voor de schrijver. Hij ziet de mensen twijfelen of Gods beloftes aan hun voorouders nog steeds geldig zijn. ‘Ja, die beloftes gelden nog steeds,’ zegt hij. Als bewijs heeft hij de lijsten met voorouders in Kronieken gezet. Daarmee laat hij zien dat God al vanaf Adam en Abraham met zijn volk meegaat, en dat hij ook mee blijft gaan met de nakomelingen van de Judeeërs die uit Babylonië teruggekomen zijn.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons