Inleiding Rechters
Wat is het verhaal achter de tekst?
Het boek Rechters is genoemd naar de leiders van Israël in de tijd na de intocht in Kanaän en voordat Israël een koning had. Die leiders werden in het Hebreeuws sjofeet genoemd. Dat betekent: rechter. Maar deze rechters waren geen rechters zoals wij die nu hebben. Ze leidden het volk vooral in de strijd tegen de vijanden. Bekende rechters zijn Debora, Gideon en Simson.
Achtergrond
De schrijver van het boek Rechters vond het belangrijk dat Israël een koning had. Daarom beschrijft hij hoe slecht het met het land ging voordat er een koning was.
Het grootste deel van het boek Rechters is waarschijnlijk kort na de ballingschap geschreven, rond de zesde eeuw voor Christus. In die periode keken de Israëlieten terug naar hun geschiedenis, om te zien wat er fout gegaan was tussen hen en God.
Indeling
Het boek Rechters begint met een inleiding (Rechters 1). Daarin wordt gezegd dat de stam Juda de belangrijkste stam is. In Rechters 2 staat dat God de Israëlieten de rechters als leiders geeft, om hen te helpen tegen hun vijanden. In Rechters 3-16 lees je verhalen over die rechters. Rechters 17-21 vertelt ten slotte over de slechte situatie in Israël. In deze hoofdstukken komen steeds deze zinnetjes terug: ‘In die tijd hadden de Israëlieten geen koning. Iedereen deed wat hij zelf goed vond.’
Wat zijn de thema’s in dit boek?
Slecht gedrag
In de tijd van het boek Rechters gaat het niet goed met Israël. Verschillende rechters leiden de Israëlieten in de strijd tegen hun vijanden, maar er gaat steeds van alles mis.
Israël sluit vrede met vreemde volken, maar laat de altaren voor vreemde goden gewoon staan (Rechters 2:2-3). In wordt de tijd van de rechters zo samengevat:
‘Steeds als de Israëlieten door vijanden onderdrukt werden, kreeg de Heer medelijden. Dan stuurde hij een rechter om hen te helpen. En zolang die rechter leefde, hielp de Heer hem om de vijanden te verslaan. Maar als de rechter gestorven was, dan gingen de Israëlieten weer slechte dingen doen.’
Rechters 2:18-19
Benjamin en Juda
Twee belangrijke stammen in het boek Rechters zijn Benjamin en Juda. In Rechters 19 en 20 wordt verteld hoe het misgaat met de stam Benjamin. Mensen uit die stam houden zich niet aan de regels over gastvrijheid, en een vrouw wordt verkracht en gedood. Heel Israël wordt kwaad op de stam Benjamin. Over de stam Juda wordt juist heel positief geschreven in het boek Rechters. Het is niet toevallig dat deze twee stammen zoveel aandacht krijgen in het boek Rechters. Het boek is eigenlijk een inleiding op het verhaal over de tijd van de koningen. Eerst wordt Saul koning. Hij komt uit de stam Benjamin. Hij is het voorbeeld van hoe het niet moet: hij is ongehoorzaam, en overlegt niet met God voordat hij dingen doet. Na Saul wordt David koning. Hij komt uit de stam Juda. Hij is een goede koning, en overlegt steeds met God. Het boek Rechters kijkt alvast vooruit naar deze twee koningen.
Hoe kun je dit boek lezen?
Slechte leiders
De rechters die God stuurt, verslaan vaak wel de vijanden van Israël. Maar het zijn niet altijd goede leiders. De rechter Jefta heeft weinig vertrouwen in God en offert zijn dochter. Simson laat zich verleiden door slechte Filistijnse vrouwen. En Abimelech probeert al zijn broers te doden om leider van het volk te kunnen worden.
Als een land slechte leiders heeft, gaat het met dat land zelf ook niet goed.
God heeft medelijden
In Rechters 2:18-19 staat dat God steeds weer een nieuwe rechter stuurt om de Israëlieten te helpen. Als die rechter sterft, gaan de Israëlieten weer slechte dingen doen. En dan stuurt God vijanden op hen af. Maar als ze onderdrukt worden, krijgt God medelijden en stuurt hij een nieuwe rechter. Bij het lezen van het boek Rechters kun je hierop letten. Dan zie je veel herhalingen in het boek. Uiteindelijk loopt het boek niet goed af: het volk heeft geen koning en iedereen doet wat hij zelf goedvindt.
Eigenlijk kun je het boek Rechters niet apart lezen van wat daarna komt: de tijd van de koningen! Daarover lees je vanaf het boek 1 Samuel.