Invalshoek 1 bij Matteüs 26:57-75: Alles ondersteboven
Door je te verdiepen in de achtergronden van het proces van het Sanhedrin tegen Jezus, kun je in een preek ingaan op vragen als:
- Hoe herkennen we wanneer het recht krom gemaakt wordt?
- Hoe gaat Jezus om met het onrecht dat Hem wordt aangedaan?
Alles ondersteboven
Het Evangelie volgens Matteüs schildert met het proces van het Sanhedrin tegen Jezus geen normale rechtsgang. Het eindoordeel staat vast, de enige vraag is hoe de Joodse leiders met een schijnproces Jezus ter dood kunnen veroordelen. In dit grimmige schouwspel toont het kwaad zijn ware gezicht: de leugen regeert, de schijn van rechtvaardigheid baart het grootste onrecht. Opvallend is dat in de manier waarop Matteüs vertelt, alles ondersteboven komt te staan. We lopen deze omkeringen langs.
Ten eerste veroordelen de rechters van het Sanhedrin Jezus, maar Jezus openbaart zich als de Mensenzoon, de hemelse rechter, die hen zal oordelen.
Ten tweede is het opvoeren van valse getuigen en het scheuren van de kleren van de hogepriester in strijd met de wet van Mozes (Deut. 19:15-20; Lev. 21:10). Daartegenover staat Jezus die vasthoudt aan het voorschrift uit de Bergrede om niet te zweren (Mat. 5:33-37), ook al lokt Kajafas Jezus al zwerend uit om zich krachtig uit te spreken. Jezus’ woord is waar.
Ten derde zoekt het Sanhedrin valse getuigen, wat hun kwade bedoelingen onderstreept. Wat ze uiteindelijk krijgen, zijn ironisch genoeg twee getuigen die de waarheid spreken. Jezus heeft de macht (dunamai, ‘ik kan’) de tempel af te breken en weer op te bouwen; Hij is degene die zal zitten aan de rechterhand van de Machtige (dunamis). Maar dat wordt door de hogepriester dan weer als een blasfemische uitspraak gezien.
Ten vierde beschuldigt het Sanhedrin Jezus van godslastering, terwijl het gedrag van het Sanhedrin zelf godslasterlijk is. (Overigens bestaat volgens latere Joodse bronnen godslastering uit het misbruiken van Gods naam. Zo bekeken is wat Jezus zegt is in strikte zin niet godslasterlijk. Ook de voorstelling van de messias of een andere vertegenwoordiger van God die bekleed is met goddelijke macht, komt voor in Joodse teksten uit de tijd van Jezus. Het punt kan dus niet zijn dat Jezus de eenheid van God in gevaar brengt. Er zijn echter aanwijzingen dat er in Jezus’ tijd een bredere, minder omschreven opvatting was over wat als godslastering gold. Jezus’ claim dat juist Hij de genoemde goddelijke macht bezit, beschouwt de hogepriester als godslasterlijk.)
Ten vijfde bespot en bespuwt het Sanhedrin Jezus als een nepmessias, terwijl op die manier juist de Schrift vervuld wordt en Jezus de ware messias blijkt. Met dit alles handelt het Sanhedrin onwetend tegen zijn eigen belang in. Het oordeel van de Mensenzoon schijnt ‘vanaf nu’ (vers 64) op hun handelen en legt de ware bedoelingen bloot.
Te midden van de machinaties van het kwaad straalt Jezus een enorme rust uit. Hij is standvastig, Hij laat zich niet van zijn stuk brengen door het valse gekonkel, Hij blijft zwijgen. Hij blijft vasthouden aan wat Hij geleerd had in de Bergrede: zweer helemaal niet. Jezus’ houding contrasteert met die van Kajafas (vers 63) en met die van Petrus, die in de tweede helft van deze passage juist zal zweren dat hij Jezus niet kent (zie vers 72 en 74, zie ook de tweede invalshoek
De waarheid werkt bevrijdend. Jezus’ openbaring van zijn ware identiteit klinkt tegen de zwarte achtergrond van wat er om en met Hem gebeurt majestueus. Deze woorden kondigen de overwinning van de gerechtigheid aan. ‘Vanaf nu’ is alles anders.