20Hij richtte zijn blik op zijn leerlingen en zei: ‘Gelukkig jullie die arm zijn, want voor jullie is het koninkrijk van God. 21Gelukkig jullie die nu honger hebben, want je zult verzadigd worden. Gelukkig wie nu huilt, want je zult lachen. 22Gelukkig zijn jullie wanneer de mensen jullie omwille van de Mensenzoon haten en buitensluiten en beschimpen en je naam door het slijk halen. 23Wees verheugd als die dag komt en spring op van blijdschap, want jullie zullen rijkelijk beloond worden in de hemel. Vergeet niet dat hun voorouders de profeten op dezelfde wijze hebben behandeld.
24Maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad. 25Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult honger lijden. Wee jullie die nu lachen, want je zult treuren en huilen. 26Wee jullie wanneer alle mensen lovend over je spreken, want hun voorouders hebben de valse profeten op dezelfde wijze behandeld.
27Tegen jullie die naar Mij luisteren zeg Ik: heb je vijanden lief, wees goed voor wie jullie haten, 28zegen wie jullie vervloeken, bid voor wie jullie slecht behandelen. 29Als iemand je op de wang slaat, bied hem dan ook de andere wang aan, en weiger iemand die je je bovenkleed afneemt ook je onderkleed niet. 30Geef aan ieder die iets van je vraagt, en eis je bezit niet terug als iemand het je afneemt. 31Behandel anderen zoals je wilt dat ze jullie behandelen. 32Is het een verdienste als je liefhebt wie jullie liefhebben? Want ook de zondaars hebben degenen lief die hen liefhebben. 33En is het een verdienste als je weldaden bewijst aan wie weldaden bewijzen aan jullie? Ook de zondaars handelen zo. 34En is het een verdienste als je geld leent aan degenen van wie jullie iets terug verwachten? Ook zondaars lenen geld aan zondaars in de verwachting alles terug te krijgen. 35Nee, heb je vijanden lief, doe goed en leen geld aan anderen zonder iets terug te verwachten; dan zullen jullie rijkelijk worden beloond, en zullen jullie kinderen van de Allerhoogste zijn, want ook Hij is goed voor wie ondankbaar en kwaadwillig is.
36Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig is. 37Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden. Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden. 38Geef, dan zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en overvolle maat zal je worden toebedeeld. Want de maat die je voor anderen gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt.’
39Hij sprak ook in gelijkenissen tegen hen: ‘Kan de ene blinde de andere blinde leiden? Vallen ze dan niet samen in een kuil? 40Een leerling staat niet boven zijn leermeester; pas als iemand zich alles heeft eigen gemaakt, zal hij de gelijke zijn van zijn leermeester.
41Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? 42Hoe kun je tegen hen zeggen: “Laat mij de splinter uit je oog verwijderen,” terwijl je de balk in je eigen oog niet ziet? Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter uit het oog van je broeder of zuster te verwijderen.
43Een goede boom brengt geen slechte vruchten voort, en evenmin brengt een slechte boom goede vruchten voort. 44Elke boom kun je aan zijn vruchten kennen, want van distels pluk je geen vijgen en van doornstruiken geen druiven. 45Een goed mens brengt uit de goede schatkamer van zijn hart het goede voort, maar een slecht mens brengt uit zijn slechte schatkamer het kwade voort; want waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.
46Waarom roepen jullie “Heer, Heer” tegen Mij, maar doen jullie niet wat Ik zeg? 47Ik zal jullie vertellen op wie degene lijkt die bij Me komt, naar mijn woorden luistert en ernaar handelt: 48hij lijkt op iemand die bij het bouwen van zijn huis een diep gat groef en het fundament op rotsgrond legde. Toen er een overstroming kwam, beukte het water tegen het huis, maar het stortte niet in omdat het degelijk gebouwd was. 49Wie wel naar mijn woorden luistert maar niet doet wat Ik zeg, lijkt op iemand die een huis bouwde zonder fundament, zodat het meteen instortte toen het water ertegen beukte en er alleen een bouwval overbleef.’