Verschijnen en verdwijnen
Dikkere jas, koude neus en paraplu; het is weer paddenstoelentijd. Paddenstoelen spreken tot de verbeelding. Ineens staan ze daar, alsof ze altijd zijn geweest. Maar ze verschijnen en verdwijnen zonder dat je het merkt.
Lange tijd dacht men dat er heksen of demonen mee waren gemoeid.
Maar paddenstoelen zijn eigenlijk altijd in de grond aanwezig, in sporen of in schimmeldraden. Soms laten ze zich aan de wereld zien, maar dat is altijd van korte duur.
Genesis op een paddestoelendag
Het was op zo’n ‘paddenstoelendag’ dat ik Genesis 14 nog eens ter hand nam. Daar vindt onverwacht een ontmoeting plaats tussen Abram en Melchisedek.
Van Abram
Dat liep niet altijd van een leien dakje. We zijn gewend om Abram als vermogend man te zien, met slaven en meer dan voldoende vee. Maar honger en oorlog waren in het nomadenbestaan nooit ver weg. Regelmatig werd zijn geloof op de proef gesteld. Ook Genesis 14 is zo’n beproeving. Lot, de neef van Abram
Koning en priester
Van Melchisedek
Het gaat in Genesis 14 over een oorlog, over allerlei koningen en ineens staat daar iemand van een andere orde, een priester van God, de Allerhoogste. Net als de paddenstoelen lijkt hij uit het niets te verschijnen. Hij spreekt dan ook tot de eeuwige verbeelding.
Voor het eerst verschijnt op deze Bijbelplaats het woord priester. Bovendien is Melchisedek koning van Salem (vrede) en zijn naam betekent ‘koning der gerechtigheid’. Als om het geheel nog gewichtiger te maken biedt hij brood en wijn aan, een profetische voorafbeelding van het sacrament van het avondmaal, waarbij de hemel opengaat en iets van de eeuwigheid zichtbaar wordt in de gemeenschap.
Abram geeft een tiende van wat hij had heroverd aan Melchisedek. Hij wil zich onderwerpen. Aan de Allerhoogste wil hij zich geven.
Geen handreiking aan het kwaad
Heel anders vergaat het de koning van Sodom. Die biedt aan Abram aan dat hij de buit van de oorlog mag houden, als hij de mensen teruggeeft. Maar Abram wil niets, maar dan ook niets van de koning van Sodom aannemen, zelfs geen draad of een schoenriem (Genesis 14:23). De toewijding aan de Allerhoogste betekent ook dat de mens het kwaad de hand niet reikt.
Ook al is het kwaad als onkruid altijd zichtbaar en ook al verschijnt God slechts als een paddenstoel, heel kort en onverwacht, toch kiest Abram voor de Allerhoogste, de schepper van hemel en aarde. Uw genade is mij genoeg. Naast U geen andere goden!
Katelijne Depoortere, predikant De Olijftak Brasschaat