God prijzen als je alles kwijt raakt?
Door Ad van Nieuwpoort
Job stond op,
Job 1:21
scheurde zijn mantel,
schoor zijn hoofdhaar af,
viel op de aarde,
boog zich neer en zei:
Naakt ben ik uit mijn moeders schoot gekomen
en naakt zal ik daarheen terugkeren.
JHWH heeft gegeven, JHWH heeft genomen,
de naam van JHWH zij gezegend.
Wat gebeurt er met je als je van het ene op het andere moment alles verliest wat je dierbaar is? Daar kun je nooit in zijn algemeenheid over spreken. Maar wat ik in mijn pastorale praktijk tegenkom is dat mensen die bijvoorbeeld hun kind of levenspartner plotseling verliezen, veel sterker blijken te zijn dan ze zelf ooit hadden gedacht.
Natuurlijk is daar de wanhoop, de paniek, de verbijstering. Maar al snel wordt er gehandeld. Het is alsof de meeste mensen zijn toegerust met een overlevings-instrumentarium dat hen aanvankelijk beschermt voor de hel waarin zij terecht zijn gekomen. Alsof er iets is wat de confrontatie met de afgrond vooralsnog doseert tot een minimum. Wij hebben ineens van alles te doen. Er moeten een arts en een begrafenisondernemer worden gebeld en de familie- en vriendenkring moet op de hoogte worden gesteld. Zonder dat je nog hebt kunnen stilstaan bij wat er nu werkelijk gebeurd is, zit je aan een tafel adressen te verzamelen voor de rouwkaart en neem je beslissingen over de kist en over wat de overledene aan moet. Erg, maar tegelijkertijd heilzaam, omdat je nog even wordt weggehouden bij de chaos die je leven overspoelt.
Emancipatie
Wat doet Job, na alles wat hem heeft overvallen? Het eerste wat we horen is dat hij opstaat. Dat is hoogst opmerkelijk. Je zou verwachten dat hij zou instorten na al deze berichten. Maar hij staat op. En als iemand in een Bijbels verhaal opstaat is dat niet zomaar wat. De Bijbelverhalen zijn niet opgetekend om mensen klein te houden voor de grote ontzagwekkende Godheid, zoals weleens gedacht wordt. Dat is wat de meeste religies beogen: de mensen vooral klein maken ten opzichte van het grote en het overweldigende. Als je de Bijbelverhalen goed leest, ontdek je dat die daar juist kritisch tegenin gaan. Dat mensje moet niet klein blijven, bibberend op zijn knietjes, nee: hij wordt in al die verhalen juist op zijn benen gezet. ‘Bijna goddelijk heb je de mens gemaakt, alles heb je onder zijn voeten gelegd,’ zo roept de dichter van Psalm 8 uit. In de Bijbel gaat het juist om de emancipatie van die mens. Dat die zich niet langer laat kisten door het lot of welke macht dan ook. Het is de bedoeling dat hij zich daartegen verzet en optimaal mens wordt.
Opstaan
Dat is precies wat er met Job gebeurt: hij staat op. Hij zal zich, tweeënveertig hoofdstukken lang, niet klein laten maken, door wie dan ook. Wil dat nu zeggen dat hij niet geraakt wordt door wat hem overkomt? Is Job een onaantastbare held of een Boeddha met een eeuwige glimlach om zijn mond? Of een stoïcijn die alles van zich af laat glijden? Geenszins! Hij scheurt zijn kleed, scheert zijn hoofdhaar af, valt op de aarde en buigt zich neer en zegt: ‘Naakt ben ik uit mijn moeders schoot gekomen en naakt zal ik daarheen terugkeren.’ Het enige wat nog van hem is overgebleven, is wie hij was zoals hij ooit uit de schoot van zijn moeder kwam. Alles wat er in al die jaren bij was gekomen, is van hem afgenomen. Het lijkt alsof hij helemaal opnieuw moet beginnen met leven. Vervolgens roept hij iets wat al snel verkeerd gelezen kan worden. Als hij zegt: ‘JHWH heeft gegeven, JHWH heeft genomen, de naam van JHWH zij gezegend!’, klinkt dat op het eerste gehoor berustend. Vaak is er dan ook een tegeltjeswijsheid van gemaakt: ‘De mens wikt, God beschikt’. Maar is dat wat Job hier roept?
Halleluja roepen?
Allereerst stuiten we hier op een vertaalkwestie. De meeste vertalingen hebben hier in plaats van ‘gezegend’, ‘geloofd’ of ‘geprezen’. En daar gaat mijns inziens wel wat mis. Want dit zou je zomaar kunnen verstaan als: wat er ook gebeurt, ik blijf ‘halleluja’ roepen. Het is een godsdienstigheid die vertwijfeling over het leed probeert te camoufleren met vrome praat – met alle gevolgen van dien. ‘Je hebt maar gewoon te accepteren wat God = het lot doet.’ ‘Het zal wel een bedoeling hebben.’ In begrafenispreken meent men weleens op deze manier alles te moeten dichtsmeren met verklaringen. Het is precies wat de zogenaamde vrienden van Job vervolgens zullen gaan doen en waar Job terecht geweldig tegen tekeer gaat.
‘Zegenen’ is in het Hebreeuws een relationeel woord. Als mensen elkaar zegenen, bevestigen ze hun relatie. Wat zegenen vooral betekent, komt tot uitdrukking in dat helaas vergeten Nederlandse woord ‘benedijen’, dat sommigen kennen van het Latijnse ‘benedictus’. ‘Bene-dicere’ betekent: goed spreken. Als je iemand zegent, bevestig je de relatie door goed over hem of haar te spreken, hem of haar te bevestigen in wie hij of zij is en wat hij of zij voor jou betekent. Naar mijn idee doen wij dat veel te weinig; zegenen is een soort ‘jeukuitdrukking’ geworden. Maar als je iemand zegent, zet je iemand in zijn kracht. Je benadrukt waarin iemand goed is en waarin hij niet gemist mag en kan worden. Dat bedoelt de Bijbel met ‘zegenen’.
Zich vasthouden aan God
Wat Job hier doet is: zijn relatie met JHWH bevestigen. Hij roept vanaf de aarde: ‘Ik wil niet dat dit buiten Jouw blikveld valt, want dan ben je mijn God niet meer. Als Jouw naam betekent: “Ik zal er zijn voor jou”, laat dat dan ook te merken zijn, nu ik in mijn nakie sta.’ Wat hij dus doet is niet braaf accepteren wat hem ten deel valt – dat spreekt de rest van het boek in alle details tegen. Hij schreeuwt uit dat hij JHWH zal houden aan wat hem altijd is verteld. Dat JHWH een God is die afdaalt naar wie in benauwdheid zitten, om ze te bevrijden. Job roept tegen de klippen op: ‘Je kan me wat, maar ik ga Jou niet loslaten want Jij bent naast mijn eigen naam het enige nog dat ik heb.’
Dr. Ad van Nieuwpoort
is als protestants predikant verbonden aan de Duinzichtkerk te ’s-Gravenhage en publiceert regelmatig over de Bijbel. Zijn laatste boek is: Leven! Zonder oplossing. De parabel van Job als levensles. Amsterdam 2020 (derde druk).