Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
5 oktober 2020

Psalm 23: levenslessen voor vermoeide en verdwaalde zielen

Mooie Bijbelteksten zijn er ten over. Maar wat als ze totaal niet stroken met jouw ervaring? Als ze daardoor schuren in plaats van inspireren? Theologen uit Nederland en Vlaanderen laten ons zien hoe zij omgaan met teksten die te mooi lijken om waar te zijn. Vandaag: Jannica de Prenter over Psalm 23.

De HEER is mijn herder,
het ontbreekt mij aan niets.
Hij laat mij rusten in groene weiden
en voert mij naar vredig water.

Psalm 23:1-2

‘De HEER is mijn herder’: het zijn vertrouwde en troostende woorden. Al eeuwenlang grijpen mensen terug naar Psalm 23, juist in moeilijke situaties. Toch is Psalm 23 ook een tekst die kan botsen met onze eigen ervaringen. Als het leven hard wordt, dan schuurt deze tekst. Soms zou je wel willen zeggen: waar is mijn herder dan? Er ontbreekt mij van alles. Vrede en rust ervaar ik niet. Toch is Psalm 23 een troostende tekst, als je de tijd wilt nemen om deze oude woorden tot je door te laten dringen. In dit lied ligt eeuwenoude wijsheid verborgen en een spiritualiteit van rust en kalmte.

Ik ben er

Alles begint bij God. Na het opschrift is dat het eerste woord dat klinkt: Heer, Ene, JHWH. Dat betekent: ‘Ik ben’, ‘Ik zal er zijn’. Hij is er: als een herder die je nabij is; altijd actief aanwezig. God is begaan met jou, ook al kun je dat op dit moment niet ervaren.

Ik zie jou

God als goede herder: het is een heel pastoraal beeld voor God. Hoeden heeft met omzien te maken. Zoals een herder over zijn kudde waakt en al zijn schapen in de gaten houdt, zo ziet God om naar ieder mens. Dat mag ik dus geloven: dat God mij ziet. Het tweede versdeel luidt: ‘het ontbreekt mij aan niets’. Maar dit zou je ook zo kunnen vertalen: ‘ik ontbreek niet’. Ik vind dat een mooie gedachte. Als God zijn kudde telt, dan hoor ik daar ook bij. Ik ontbreek niet in zijn kudde. Hij ziet mij. Hij heeft mij in het oog.

Ik geef rust

In vers 2 en 3 gaat het over ons verlangen naar rust en vrede. Misschien herken je dat. Dat je een ongelofelijke behoefte hebt aan rust omdat het leven zo druk en vol met prikkels kan zijn. De dichter heeft het over groene velden en vredig water. Ik kan het voor me zien: een herder en zijn schapen … Hij loopt voor ze uit door een glooiend landschap; akkers en weidse velden met heldergroen gras. En even verderop een kabbelende beek. Een plaats waar je even op adem kunt komen en neer kunt zitten bij een bron: stilte, rust, ruimte … dat gunt God ons. Gun je het ook aan jezelf?

Ik geef nieuwe kracht

In vers 3 vertaalt de NBV: ‘hij geeft mij nieuwe kracht’. Nieuwe kracht, nieuwe energie: wie verlangt daar niet naar in deze tijden van corona, die zo ontzettend veel van ons vragen? Dat je nieuwe kracht vindt na een tijd van vele zorgen en lasten. Letterlijk staat hier: ‘hij herstelt mijn ziel’. Die binnenruimte in onszelf: daar waar we echt contact hebben met onszelf, met onze diepste verlangens en dromen, is vaak een onrustige bedding waar twijfel, verdriet en leegte woelen. Maar God is een goede herder en is gericht op ons geluk. Hij wil de chaos keren, door onze innerlijke ruimte te vullen met rust. We mogen Hem zoeken in het suizen van de stilte, in de schoonheid van een lied, een wandeling in zijn goede schepping.

Ik bescherm je

‘Uw stok en uw staf, zij zullen mij vertroosten’, zegt de dichter in vers 4. Hij is door een dal van schaduw en dood getrokken, een actueel beeld in deze tijd. En pas achteraf beseft hij dat God al die tijd voor hem heeft gezorgd. En nu kijkt hij naar God als herder, met in zijn hand een stok, een verdedigingswapen tegen wilde dieren. Daar put de dichter troost uit. In het duister ben je niet alleen. Daar waar niemand nog mee kan gaan, is God bij ons. Wanneer wij weerloos zijn en niet meer vechten kunnen, vecht Hij voor ons, zoals een herder die de wolven en de leeuwen slaat.

Ik leid je

Maar God geeft ook leiding, want in zijn andere hand heeft de goede herder ook een staf zodat hij ieder schaap even aan kan raken, wanneer het dreigt af te dwalen. Een herder die je terugroept, die je een duwtje geeft als je leven stuurloos is en zonder richting. Zo genadig is God.

Ik nodig je aan tafel

In vers 5 staat er: ‘U nodigt mij aan tafel’. Het beeld verschuift van de herder en zijn kudde naar een maaltijd. In de christelijke traditie wordt dit zinnetje ook vandaag nog gelezen als een verwijzing naar het avondmaal. Psalm 23 eindigt met de vreugde, met bekers die overvloeien. Hier komen we God tegen als gastheer. Hij gunt ons een overvloed van vreugde. Wij mogen genieten van de volheid van het leven en met Hem eten. En wij mogen ook zijn voorbeeld volgen: brood delen met hen die dat nodig hebben, en de wijn van de vreugde. Niet omdat het leven altijd mee zit en er geen verdriet of pijn is, maar omdat je geleerd hebt dat God altijd bij je is en je die vreugde wilt delen met anderen.

Jannica de Prenter
Predikant in de VPKB-gemeente te Brugge

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons