‘Wat zegt de Bijbel over tatoeages?’

Wie in de sportschool of op het strand loopt, hoeft weinig moeite te doen om iemand met een of meerdere tatoeages tegen te komen. Sommigen hebben alleen een tekst of een klein symbool, terwijl anderen hele afbeeldingen laten tatoeëren.
Zegt de Bijbel iets over tatoeages, en zo ja: wat dan? Mogen tatoeages wel of onder bepaalde voorwaarden? Lees verder om hier meer over te ontdekken.
Wat zijn tatoeages nu?
Maar eerst voor de duidelijkheid: wat ís een tatoeage? Met tatoeëren bedoelen we dat er—vaak met een naald—inkt onder de huid wordt gespoten om een afbeelding, teken, of tekst erop te zetten. Een tatoeage is in principe blijvend, en kan alleen met een operatie of laserbehandeling weggehaald worden.
Tatoeage als rouwritueel
In de Bijbel komt het woord dat met ‘tatoeage’ vertaald wordt maar één keer voor, en wel in Leviticus 19:27–28:
Leviticus 19 gaat over de heiligheid van het volk Israël. Om heilig voor God en in het land te leven, zijn bepaalde gebruiken verboden. Daaronder vallen ook Kanaänitische rouwrituelen (zoals ook in Deuteronomium 14:1). Dit zijn zowel tijdelijke aanpassingen zoals het afscheren van haar, als blijvende aanpassingen zoals inkervingen en dus het woord dat met ‘tatoeages’ vertaald wordt.
Zo’n soort zelfverwonding is in strijd met de heiligheid die God vraagt, omdat men zichzelf aan de doden gelijkmaakt en als het ware in de ‘doodssfeer’ komt. Het doel was waarschijnlijk om in contact te blijven met dode familieleden en zo hun advies en hulp te krijgen. Daarnaast konden deze gebruiken ook te maken hebben met het zoeken van de hulp van goden die de wereld van de doden beheersen. Denk bijvoorbeeld aan de Baälpriesters in 1 Koningen 18:28, die proberen een reactie van hun god uit te lokken door zichzelf te verwonden.
Betekent qa’aqa’ wel ‘tatoeage’?
Rouwrituelen waarbij het lichaam voor korte tijd of blijvend werd veranderd waren dus verboden. Maar vallen tatoeages zoals wij die vandaag kennen hier ook onder? Binnen de wetenschap is er discussie over de betekenis van het woord dat in Bijbelvertalingen weergegeven is met ‘tatoeages’.
Het Hebreeuwse woord, qa’aqa’, komt maar één keer voor in de Bijbel en is lastig te definiëren. Omdat het volgt op een verbod op permanente inkervingen denk je algauw aan iets dat blijvend geschreven of getekend is op het lichaam, zoals een tatoeage. Er is alleen één probleem met deze uitleg: onderzoek naar rouwrituelen in het Oude Nabije Oosten laat zien dat snijwonden of afscheren van haar inderdaad regelmatig voorkwamen, maar er is geen bewijs dat mensen permanent iets op hun lichaam schreven of tekenden. In de Bijbel zijn op verschillende plekken die andere rouwrituelen te vinden, maar tatoeages worden daar niet bij genoemd (Deuteronomium 23:16; 2 Samuël 10:4–5; 1 Koningen 8:28, 18:28; Jesaja 15:2, Jeremia 16:6, 41:5).
Tatoeage als slavenmerk
In Targoem Onkelos, een Aramese vertaling met interpretatie van het Oude Testament, ontstaan rond de eerste eeuw na Christus, wordt qa’aqa’ vertaald met ‘ingesneden tekens’. In de tijd van het Oude Testament was het gebruikelijk slaven te merken met de naam van hun eigenaar. Omdat zo’n merkteken blijvend was, was het verboden in Israël: iemand mocht niet voor altijd slaaf gemaakt worden. Als hij of zij dat wél (vrijwillig) wilde, kon dat, maar door het doorboren van het oor (Exodus 21:2–11).
Goddelijke merktekens
Wordt in de Bijbel altijd op een negatieve manier gekeken naar blijvende tekens op het lichaam? Nee, sommige teksten laten een ander perspectief zien. Zo krijgt Kaïn in Genesis 4:15 van God zelf een teken dat hem beschermt tegen iedereen die hij tegenkomt.
Een merkteken kan dus bescherming bieden, maar het kan ook een manier zijn om te laten zien bij wie iemand hoort, zoals in Jesaja 44:5.
Iets soortgelijke wordt zelfs over God zelf gezegd. In Jesaja 49:15-16 spreekt God erover hoe Sion (een andere naam voor Jeruzalem) Hem altijd voor ogen staat:
Een merkteken kan ook een manier zijn om onderscheid te maken tussen verschillende groepen. De profeet Ezechiël krijgt bijvoorbeeld van God de opdracht om een merkteken te plaatsen op het voorhoofd van iedereen die klaagt om de gruwelijke dingen in Jeruzalem (Ezechiël 9:4). Zo maakt Ezechiël duidelijk op welke manier de rechtvaardigen zich van de goddelozen onderscheiden. Iets soortgelijks komt terug in Openbaring 7:3 en 13:16, waar over het ‘zegel van God’ en het ‘teken van het beest’ gaat.
In Openbaring 17:4-5 lees je over de hoer Babylon, die een naam met een geheime betekenis op haar voorhoofd heeft. Dit verwijst naar het gebruik in het Romeinse rijk om bij een weggelopen slaaf de overtredingen op zijn voorhoofd te tatoeëren. Zo geheim is de betekenis trouwens ook weer niet, want in hetzelfde vers wordt die meteen onthuld: ‘Het grote Babylon, moeder van alle hoeren en van alle gruwelijkheden ter wereld’.
Paulus en christelijke tatoeages
In het gesprek met of tussen christenen wordt vaak naar voren gebracht dat het lichaam dat we gekregen hebben een tempel van de heilige Geest is (1 Korintiërs 6:19) en daarom intact gehouden moet worden. Hoewel de context waarin Paulus dit zegt – hij heeft het daar over ontucht die het lichaam aantast – niet specifiek gaat over tatoeages, blijft het punt staan dat mensen als beeld van God geschapen zijn en daarmee God en zijn heiligheid op aarde vertegenwoordigen (Genesis 1:26-28). Wat we doen met ons lichaam doet ertoe.
Tegelijk stond dat voor christenen door de geschiedenis heen niet op gespannen voet met tatoeëren. Zo droegen vroege christenen de tekens X of I.N. (= Iesus Nazarenus), een lam, kruis, of vis op hun huid. Rond de achtste eeuw begonnen Koptische christenen een kruis te tatoeëren om zich van moslims te onderscheiden. Later, in de middeleeuwen, werden kruisvaarders getatoeëerd en kregen pelgrims die in Jeruzalem en Loreto waren geweest een kruis of heilig graf getatoeëerd.
Tatoeages vandaag de dag
Wat betekent dit voor vandaag? Een rondgang door de Bijbel laat zien dat er het een en ander over rouwrituelen en tijdelijke of permanente merktekens gezegd wordt. Daarbij spelen de cultuur en context van toen wel een belangrijke rol, bijvoorbeeld als het om het verband tussen inkervingen en rouwrituelen gaat.
Relevanter voor nu is misschien de praktijk van het brandmerken van slaven, dat tot in de koloniale tijd gebruikelijk was. Nog dichterbij in de tijd is het nog geen honderd jaar geleden dat Joden onder het naziregime in concentratiekampen met een getatoeëerd serienummer aangemerkt werden als een ter dood veroordeelde. Wat die praktijken moreel verwerpelijk en afkeurenswaardig maakt, is niet de inktstof als zodanig, maar het doel, de dwang die eraan te pas komt en de blijvende aard ervan.
Wie nu een tatoeage laat zetten, doet dat vrijwillig: om een speciaal moment of een relatie te markeren, om te laten zien bij welke groep je hoort, of gewoon omdat je het mooi vindt. Zeker in het laatste geval staat het in de beleving van veel mensen op dezelfde lijn als bijvoorbeeld oorbellen.
Dus, mag je van de Bijbel een tatoeage laten zetten? Daar is, zoals wel vaker, geen eenduidig antwoord op te geven. Wat wel duidelijk is, is dat je motivatie uitmaakt, en dat er absoluut geen dwang aan te pas mag komen.
Misschien helpt deze vraag wel om je eigen antwoord te vinden: Wat zegt jouw lichaam – met of zonder tatoeages – over wie jij bent en bij wie jij hoort?