Beelden van Job in kunst en theologie
Onschuldig leed vraagt om protest
Het verhaal van Job is door de eeuwen heen een inspiratiebron geweest voor beeldende kunstenaars. Fraaie voorbeelden zijn op internet te vinden en er zijn vele studies aan gewijd. Doorgaans wordt Job voorgesteld als de lijdende mens. In dit artikel bespreken we een aantal afbeeldingen van Job en de ideeën die erin uitgedrukt worden. Welke beelden van Job domineerden in de christelijke en joodse traditie, en waar kwamen ze vandaan?
Samenvatting
Beeldende kunst is een aansprekende vorm van Bijbeluitleg. Soms bevestigt en illustreert kunst de gangbare visie, soms biedt ze een verrassend ander perspectief. De kunstzinnige uitleg van het verhaal van Job biedt een aantal mooie voorbeelden. Die plaatsen we in deze bijdrage in een bredere context van theologische visies op Job. We laten zien welke ideeën erin tot uitdrukking komen en we plaatsen ze tegen de achtergrond van de tekstuele en theologische ontwikkelingen rond de figuur van Job.
Job de geduldige
Eeuwenlang werd Job in de christelijke uitleg voorgesteld als toonbeeld van geduld. We komen dit beeld van Job al tegen in het Nieuwe Testament in de Brief van Jakobus: ‘Jullie hebben gehoord hoe geduldig Job was’ ( Jakobus 5:11). Jobs geduld, zijn hupomonē, is spreekwoordelijk. Zo’n vijftienhonderd jaar lang was dit de Job van de christelijke traditie.
De vraag waar dit beeld van de geduldige Job vandaan komt – zie bijvoorbeeld het schilderij van Gerard Segers – voert ons meteen diep de tekstgeschiedenis in. Allereerst stellen we vast dat het boek Job in de versie die wij het beste kennen, het Hebreeuwse boek Job in het Oude Testament, voor dit beeld slechts beperkt aanknopingspunten biedt. We vinden die uitsluitend in de eerste twee hoofdstukken, de prozavertelling waarmee het boek begint. Daar spreekt Job:
Maar vanaf Job 3 klinkt zijn protest. Hoofdstukken lang klinkt Jobs klacht of, beter gezegd, zijn aanklacht, die over de hoofden van zijn vrienden heen gericht is tegen God. Het zijn indringende teksten die met ‘geduld’ of ‘volhardend verdragen’ weinig te maken hebben.
Het citaat uit de brief van Jakobus laat zien dat men het boek Job destijds heel anders las dan nu. De eerste twee hoofdstukken – met de hierboven geciteerde teksten Job 1:21 en 2:10 als kern – vormden als het ware de lens waardoor het boek als geheel werd gelezen. Een grote rol speelde daarbij een alternatief (en, zouden we nu zeggen, apocrief ) verhaal over Job dat eeuwenlang zeer populair was. Het staat bekend als Het Testament van Job, dat vermoedelijk in de eerste eeuw na Christus in het Grieks werd geschreven.
Een inleiding en Engelse vertaling van het Testament van Job, van de hand van R.P. Spittler, is opgenomen in: James H. Charlesworth (red.), The Old Testament Pseudepigrapha, Volume 1: Apocalyptic Literature and Testaments, New York etc. 1983, 829-868. Voor de invloed van het Testament van Job, zie Mark Joseph Larrimore, The Book of Job – A Biography, Princeton/Oxford 2013, 40-49.
Het Testament van Job vertelt het verhaal van Jobab, de koning van Egypte. Hij heet Jobab totdat God hem naderhand Job noemt. Jobab is een Edomiet, maar vereert God. Hij stoort zich aan afgodendienst en is van plan om de afgodstempel in zijn stad te vernietigen. Een engel van God keurt dat plan goed, maar zegt er waarschuwend bij dat hij er een zware prijs voor zal betalen. Satan zal hem zwaar beproeven, hem alles afnemen, hem met zweren treffen en extreem doen lijden. Maar als hij volhoudt tot het einde, zal zijn beloning groot zijn. Vervolgens gaat het zoals de engel heeft voorspeld: Jobab vernietigt de tempel en Satan treft hem hard, maar Jobab houdt vol. Achtenveertig jaar lang doorstaat hij zijn lijden geduldig en uiteindelijk beloont God hem daarvoor.
Het Testament van Job is duidelijk geënt op het Hebreeuwse boek Job, maar het feit dat Job nu voorkennis heeft maakt alles anders. In dit Griekse verhaal over Job is geduld, hupomonē, het sleutelwoord. ‘Geduld is voor mij het belangrijkste’, zegt Job aan het begin (T. Job 1:5). Typerend is ook een terzijde van Job aan zijn (nieuwe) kinderen: ‘En dus, lieve kinderen, wees net als ik geduldig in alles wat je overkomt. Want geduld is het hoogste goed’ (T. Job 27:7).
Wie dit vergelijkt met het Bijbelse boek Job, ziet vooral het verschil. Als voorbeeld twee citaten uit de Griekse vertaling (Septuaginta) met hupomenō, ‘volhouden, verdragen’ en hupomonē, ‘geduld, verdraagzaam- heid, volharding’:
Job 6:11a: Ik heb geen kracht meer om het te verdragen (hupomenō).
Job 14:19b: U [God] breekt de volharding (hupomonē) van de mens.
Volgens het Bijbelboek Job (zowel in het Hebreeuwse origineel als in de Griekse vertaling, de Septuaginta) is geduldig en volhardend verdragen nu juist iets wat er voor een mens – en voor Job in het bijzonder – níét inzit. Het Testament van Job daarentegen zet Jobs geduld op de voorgrond. Het ligt sterk voor de hand dat het beeld van Job dat in Jakobus 5:11 wordt opgevoerd, direct of indirect is beïnvloed door dit alternatieve verhaal over Job.
Op afbeeldingen van Job zien we geregeld elementen terugkomen die herinneren aan het apocriefe verhaal over Job. Zo zien we op middeleeuwse afbeeldingen Job frequent als een koning met een kroon (zie afb. 1), wat doet denken aan Jobabs positie als koning in het Testament van Job.
Voor voorbeelden van Job afgebeeld als koning, zie Van Dael, afb. 20; Terrien, 49-52.
De lijdende Job als voorafschaduwing van Christus
Het klassieke beeld van Job in de christelijke traditie ging verder dan alleen geduld en verdraagzaamheid in het lijden. Als duider van zijn lijden was Job ook een wijze, een filosoof die laat zien waar het op aankomt in het leven. En omdat hij zijn lijden vroom en onschuldig doorstond, was hij een voorafschaduwing van Christus.
De vergelijking van Job en Jezus Christus in het lijden is een geliefd thema in de kunst en kent talloze voorbeelden uit allerlei eeuwen. Een ervan vinden we in de Nicolaaskerk in Amsterdam. De achtste kruiswegstatie, geschilderd door Jan Dunselman (zie afb. 2), beeldt af hoe Jezus beweend wordt door de vrouwen van Jeruzalem, met als parallel daarboven de drie vrienden die Job proberen te troosten.
Voor enkele voorbeelden van afbeeldingen van resp. de lijdende en gestorven Jezus samen met Job (ca. 1500) zie Terrien, 136-138.
Bij de parallel Job-Jezus staat het lijden centraal, maar er speelt ook iets anders. In de christelijke traditie zag men Job als profeet van de opstanding. Job hield het vol dankzij zijn geloof in het eeuwige leven dat al het aardse lijden in de schaduw stelt. Job 19:25 werd traditioneel gelezen als Jobs belijdenis van de opstanding. De Statenvertaling (editie 1977) zegt hier: ‘Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan.’ De christelijke uitleg betrok dit op Jezus en op de opstanding op de jongste dag.
Een verwijzing naar de opstanding vinden we ook in een – waarschijnlijk christelijke – toevoeging aan het slot van de Septuaginta: ‘Er staat geschreven dat hij [= Job] zal opstaan samen met hen die de Heer zal doen opstaan’ ( Job 42:17). Dit komt ook terug in de Syrische vertaling, de Pesjitta, die Jobs laatste woorden (in Job 42:6) vertaalt als: ‘Ik zal worden opgewekt boven stof en as’ (traditioneel vanuit het Hebreeuws vertaald als: ‘Ik doe boete in stof en as’). Ook in het Testament van Job speelt dit gegeven een sterke rol. Jobs geloof in de opstanding vormt een vast onderdeel van de christelijke uitleg van het boek. Terugblikkend vanuit de hedendaagse exegese kan de conclusie worden getrokken dat op die manier de angel uit het boek Job werd gehaald. Jobs positie in het poëtische deel van het Hebreeuwse boek is er een van ultieme vertwijfeling, maar door zijn geloof in de opstanding wordt alles anders.
Jobs vrouw
Jobs vrouw speelt in het Hebreeuwse boek Job een zeer bescheiden rol. Ze komt alleen in Job 2:9
Daarna spreekt Job haar bestraffend toe en is haar rol ten einde; ze wordt alleen nog genoemd in enkele uitspraken van Job (Job 19:17, 31:10). Opvallend genoeg wordt haar rol groter in de doorgaande tekstontwikkeling. Zo neemt zij in de Septuaginta, de oudste Griekse vertaling, veel uitgebreider het woord in hoofdstuk 2. Dit is wat ze daar zegt:
Het mooie van deze uitbreiding in de Septuaginta is dat Jobs vrouw haar deel van de ellende opeist. En terecht. Het zijn ook haar kinderen die er niet meer zijn, het is ook haar leven dat is geruïneerd, niet alleen dat van Job. Hoe onbeschrijflijk zwaar is het de vrouw van een vervloekte te zijn – hoe zou je zijn ellende met de ogen van toen anders hebben kunnen interpreteren? – en met hem te delen in zijn lot; laat er alsjeblieft een einde aan komen!
Nog groter wordt de rol van Jobs vrouw in het Testament van Job. In dit boek krijgt ze een naam: Sitis. Anders dan haar man heeft zij geen voorkennis van wat er zal gebeuren, en Job licht haar ook niet in, terwijl zij minstens even zwaar lijdt als hij. Ze moet zichzelf als slavin verhuren om Job van enig voedsel te voorzien. Als ze daarvoor zelfs te arm is geworden, komt Satan haar opzoeken vermomd als broodverkoper. Ze betaalt de broden met haar haar: liever draagt ze de vernedering kaalgeschoren te worden dan haar man in de steek te laten. Toch weet Satan tijdens de ontmoeting twijfel bij haar te zaaien. Dat leidt tot een zware jammerklacht van Sitis tegen Job. In dit verhaal is niet Job maar Sitis degene die klaagt en wordt beklaagd. In feite is zij de ‘Job’ van dit verhaal! Uiteindelijk geeft Job haar de zekerheid dat hun kinderen bij God in heerlijkheid leven en Sitis sterft met een rustig hart. Als Job zijn lijden heeft uitgezeten, hertrouwt hij met Dina, de dochter van Jakob, en verzwagert zich zo met Israël.
Op afbeeldingen en schilderijen komt de vrouw van Job opvallend veel voor. Maar terwijl haar grotere rol in de Griekse teksttraditie van Septuaginta en het Testament van Job relatief positief is, domineert in de afbeeldingen haar negatieve rol. Af en toe wordt ze afgebeeld als steun en toeverlaat van Job, solidair met hem in het lijden, maar vaker speelt ze een kwalijke rol door Job te bespotten. In de christelijke traditie werd Jobs vrouw veelal gezien als werktuig in de hand van Satan. Met haar woorden bracht zij Job verdere slagen toe. Op afbeeldingen wordt dat soms uitgebeeld als fysieke slagen – zoals bij de gekroonde Job op afbeelding 1, en op het schilderij van Jan Mandijn (zie afb. 3). De muzikanten in deze afbeelding zijn een veelvoorkomend element. Volgens een middeleeuwse legende kwamen de muzikanten Job opvrolijken met hun muziek. Het enige dat Job hen in ruil kon geven was de korst van zijn zweren die echter veranderde in een goudstuk. Achter die legende ligt wellicht Jobs klacht in Job 30:31: ‘Mijn lier is geworden tot rouwinstrument, mijn fluit tot de stem van de treurenden.’
Zie Terrien, 107-126; Van Daal, 100.
Dit in tegenstelling tot de voorspoed van de goddelozen die volgens Job 21:12 ‘zingen, begeleid door lier en tamboerijn’ en ‘zich vermaken bij fluitmuziek’. Het lijkt er in de meeste afbeeldingen op dat de muzikanten zich vrolijk maken over Jobs verdriet.
Jobs klacht
Jobs bittere klacht – gesproken tegen zijn vrienden, maar in feite gericht tegen God – speelde in de christelijke uitleg eeuwenlang geen rol van betekenis. Het leesperspectief waarmee men het boek benaderde, bood er simpelweg geen ruimte voor. Job was immers een toonbeeld van geduld en een voorbeeld voor ons allen. Zijn heftigste woorden werden verklaard door opmerkingen als: hier spreekt niet Job zelf, hier spreekt de pijn. Of: Job geeft hier een terechte typering van het aardse tranendal, vanuit het geloof dat er beter, eeuwig leven zal volgen. Dat veranderde na de middeleeuwen. Toen begon men de teksten anders te lezen. Calvijn was een van de eersten in de christelijke traditie die in Jobs woorden het protest tegen God hoorde. Jobs woorden schokten hem: zo mag een mens absoluut niet spreken tegen God. Volgens Calvijn is Job voor ons geen voorbeeld in het lijden – zoals hij dat eeuwenlang volgens de kerk was geweest. Job laat juist zien hoe we níét moeten omgaan met het lijden. Hij had zijn mond moeten houden. In de moderne tijd hoort men hetzelfde als Calvijn: Job protesteert tegen zijn situatie en zijn protest is gericht aan Gods adres. Maar anders dan Calvijn begint men dit geleidelijk te waarderen. Men ziet Job als een mens die vaart op zijn eigen morele kompas: hij beroept zich niet op kerkleer of uiterlijke autoriteit, maar op zijn innerlijke morele overtuiging. Zo komt er aandacht voor Jobs klacht als iets dat gezegd mag worden.
Larrimore, 69-70, 99-100.
Larrimore, 104-115; Susan E. Schreiner, Where Shall Wisdom Be Found? Calvin’s Exegesis of Job from Medieval and Modern Perspectives, Chicago/ London 1994, 100-110.
Larrimore, 154-194.
Job in de joodse traditie
Het imago van Job in de joodse traditie vereist een studie op zich. Kort gezegd valt die geschiedenis in drieën te delen. In de vroegste tijd was Jobs imago positief; denk naast het boek Job in de Hebreeuwse Bijbel ook aan Ezechiël 14 ( Job, Daniël en Noach als de drie spreekwoordelijke rechtvaardigen), aan Jezus Sirach 49:9 (Hebreeuwse tekst, zie de noot in de NBV21) en aan de vroege receptie in de Griekse en Aramese bronnen. Daarna volgde een lange periode waarin Job een omstreden figuur was in de joodse uitleg. Hij had over het algemeen geen positief imago. Drie vragen domineerden de discussie en veelal pakt de conclusie voor Job negatief uit. Behoorde Job tot het Joodse volk of niet? Nee, was meestal het antwoord. Was hij onschuldig of niet? Nee, luidde meestal het antwoord. Was zijn protest tegen God gerechtvaardigd of godslasterlijk? Veelal was de conclusie: godslasterlijk. Het lijkt erop dat terwijl de christelijke traditie Job ophemelde, de joodse traditie hem juist naar beneden haalde.
Jason Kalman, With Friends Like These. Turning Points in the Jewish Exegesis of the Biblical Book of Job, Montreal 2005; Gabrielle Oberhänsli-Widmer, ‘Hiobtraditionen im Judentum’ in: T. Krüger, M. Oeming, K. Schmid en C. Uehlinger (red.), Das Buch Hiob und seine Interpretationen, Zürich 2007, 315-328.
Er zijn hier uiteraard allerlei uitzondering te noemen, zoals het beroemde werk Gids der verdoolden van Maimonides waarin Job – ten positieve – een centrale rol speelt.
In de tweede helft van de twintigste eeuw kreeg het boek Job nieuwe betekenis binnen de joodse traditie. Dat had alles te maken met de Sjoa. Job werd een identificatiefiguur voor het afschuwelijke en onschuldige lijden van de Joden. Een belangrijke stem daarin was Elie Wiesel, overlevende en getuige van de Sjoa, die keer op keer Job ter sprake bracht als manier om onbeschrijflijk lijden onder woorden te brengen. Het boek Job werd in joodse kring omarmd en kreeg een meer centrale plek in de theologie. Bij deze nieuwe kijk op het boek werd Jobs klacht tegen God niet langer als godslasterlijk gezien, maar als een integere en terechte aanklacht. Job stond volledig in zijn recht. Niet Job, maar God moest zich verantwoorden. Zo kwam ook de traditionele vertaling van Job 42:6 (‘ik doe boete’) opnieuw in de belangstelling te staan. Veel uitleggers trokken de conclusie dat dit geen passend eind was voor het boek.
Kalman, 229-330; Larrimore,220-239; Dan Mathewson,‘Between Testimony and Interpretation. The Book of Job in Post-Holocaust Theological Reflection’ in: Studies in the Literary Imagination 41/2 (2008), 17-39, zie 35-36; Samuel E. Balentine, ‘Look At Me and Be Appalled’. Essays on Job, Theology, and Ethics. An Interdisciplinary Dialogue, Leiden/Boston 2021, 305-306, 310-317.
Over de vertaling van Job 42:6, zie Matthijs J. de Jong, De Schrift opnieuw geschreven. Nieuw inzicht in vertalen met Genesis 1 en Job 42, Haarlem/ Antwerpen 2023, 17-27, online beschikbaar: research.vu.nl/en/publications/ de-schrift-opnieuw-geschreven-nieuw-inzicht-in-vertalen-met-genes
Afbeeldingen van Jobs ontmoeting met God door de eeuwen heen
De beeldende kunst had doorgaans weinig aandacht voor het slot van het verhaal. Er zijn de nodige afbeeldingen te vinden van de goede afloop, waarbij Job rijk gezegend wordt met nieuwe kinderen en nieuw bezit. Maar als het gaat om het daaraan voorafgaande gesprek met God, blijken de kunstenaars terughoudender. Dat gesprek laat zich natuurlijk ook niet zo makkelijk afbeelden. Wie zich eraan waagt, komt voor de vraag te staan of God daarbij afgebeeld mag worden, en zo ja, hoe. Ook voor Job geldt: Hoe moet hij worden afgebeeld? Deemoedig, vragend, weerbaar? Onderzoek naar beelden van Job in de loop der eeuwen levert een aantal intrigerende interpretaties op.
Middeleeuwse afbeeldingen van Jobs ontmoeting met God
Op een Byzantijnse miniatuur (zie afb. 4) wordt afgebeeld hoe gretig Job uit Gods hand de hemelse openbaring ontvangt, die neerdaalt uit de met drie randen van de aarde afgescheiden hemel. Er is onmiskenbaar een grote afstand tussen Job en God.
Zie Huber, 122.
Op afbeelding 5, uit een twaalfde-eeuws manuscript van Job in de Vaticaanse bibliotheek, wordt het tafereel opvallend anders afgebeeld. Hier zien we Job van aangezicht tot aangezicht spreken met God. Ze kijken elkaar recht in de ogen. Het gebaar met de hand is nu heel anders.
Zie hierover Samuel E. Balentine, ‘“My Servant Job Shall Pray for You”’ in: Theology Today 58/4 (2002), 502-518, zie 513-514 (opnieuw gepubliceerd in Balentine, Look At Me and Be Appalled, 146-163).
Job wijst met zijn rechtervinger naar God. Dit is niet bepaald een houding van eerbiedig gebed of van deemoedige acceptatie van Gods openbaring. Het lijkt er eerder op dat Job God ter verantwoording roept. Het is niet goed te zien of Job spreekt, maar zijn houding duidt daar wel op.
Op afbeelding 6, uit een negende-eeuws manuscript in het Sint- Johannesklooster op Patmos zien we een strijdbare Job. Job doet wat God twee keer van hem vraagt voordat hij het gesprek met Hem aangaat: hij omgordt zijn lendenen (Job 38:3 en 40:7). Dat doet hij daadkrachtig. Het touw dat hij om zijn middel bindt, springt op. Zijn mantel wappert achter zijn rug. Job zit duidelijk niet meer amechtig terneer. Hij kijkt ook verwachtingsvol omhoog. Het ziet er zelfs uitdagend uit. Alsof hij zeggen wil: ‘Kom maar op, God!’ Helaas is ook hier de afbeelding aan de onderkant van zijn hoofd beschadigd. We kunnen niet zien of Job zijn mond opent. Misschien is de afbeelding bewust bewerkt door een lezer die zich geroepen voelde de al te vrijmoedige kunstenaar te corrigeren.
Zie hierover Terrien, 37-40 en Balentine, ‘“My Servant Job”’, 509-510.
In een Frans manuscript (zie afb. 7) uit de dertiende eeuw is Job afgebeeld in een initiaal van de letter U. Tegen een blauwe sterrenhemel zien we duidelijker dan in de voorafgaande afbeeldingen het tafereel dat Job God ontmoet van aangezicht tot aangezicht. Is dit het moment dat het begrip bij Job doorbreekt? Het lijkt er niet bepaald op dat Job zich hierbij erg deemoedig opstelt.
Zie hierover Gamble L. Madsen, ‘Look upon My Affliction ( Job 10:15). The Depiction of Job in the Western Middle Ages’ in: Franklin T. Harkins en Aaron Canty (red.), A Companion to Job in the Middle Ages, Leiden/Boston 2017, 289-323, zie 319-320.
Dat is evenmin het geval bij de twaalfde-eeuwse afbeelding (zie afb. 8) van Job op een kapiteel van de kathedraal van Pamplona. Job is in discussie met God. God spreekt tegen Job, maar Job lijkt er dwars doorheen te praten. Het is verrassend om te zien dat de manier waarop Job wordt afgebeeld soms opvallend afwijkt van de standaard van Job als toonbeeld van geduld, vroomheid en deemoedigheid. Een van de stellingen van Samuel Terrien, een kenner van Job zowel in geschrift als in beeldmateriaal, is dat kunstenaars door de eeuwen heen vrijmoediger en origineler zijn geweest in hun ‘Jobsbeelden’ dan christelijke theologen. Dat geldt al voor kunstenaars in de relatief vroege periode, waarvan we hierboven enkele voorbeelden zagen, maar zeker voor kunstenaars uit de afgelopen eeuwen.
Terrien, XXXII.
William Blake’s Illustrations of the Book of Job
De Engelse schrijver en tekenaar/schilder William Blake (1757-1827) besteedde veel aandacht aan het boek Job. Hij had een kritische kijk op het verhaal, met name op het daarin geschetste beeld van God. Volgens hem had Job zelf dat beeld van God gecreëerd. Daarom lijkt God in Blakes afbeeldingen sterk op Job zelf. Uiteindelijk komt Job tot het inzicht dat de ware God niet de God van het Oude Testament is. Jezus Christus is de ware God. Die is het dan ook die Job en zijn vrouw zegent, volgens de tekening van Blake bij Job 42:5 (zie afb. 9).
Zie hierover o.a. Terrien, 194-228; Low, 135-194; Larrimore, 183-194. Blakes werk is ook goed te vinden op internet; zie o.a. themorgan.org/ collection/William-Blakes-World/30#overlay-context=collection/William- Blakes-World/30
Blake betitelde deze afbeelding met een citaat uit Job 42:5 in de King James Version: ‘I have heard of thee with the hearing of the Ear but now my Eye seeth thee.’ In latere uitgaven werd deze tekening aangeduid als ‘The Vision of the Christ’. Het valt op dat de vrouw van Job er nadrukkelijk (glimlachend) bij wordt betrokken. Hier is geen spoor te zien van de negatieve rol die zij in het Bijbelverhaal speelt. De drie vrienden wenden zich beschaamd af, al kan de middelste zijn nieuwsgierigheid niet onderdrukken. Dat we hier met God te maken hebben zoals we Hem kennen in Jezus Christus wordt duidelijk gemaakt in de toegevoegde teksten, met name Johannes 10:30 (‘I and my Father are One’). Er zijn meer teksten opgenomen dan bij de andere afbeeldingen en ze worden ook nog eens vergezeld van een vrouwelijke engel, klaarblijkelijk om de bijzondere openbaring van die teksten te onderstrepen.
Opvallend is niet alleen wat Blake toevoegt, maar ook wat hij weglaat. In zijn twee reeksen afbeeldingen van het boek Job ontbreekt een weergave van het moment dat Job God aanspreekt. Ook in de afbeelding bij Job 42:5 zit Job er stilzwijgend bij.
Marc Chagalls schilderijen
Marc Chagall heeft Job vaak afgebeeld, en op verschillende manieren. Een van de opmerkelijkste afbeeldingen schilderde hij in 1975 en is getiteld ‘Job’. Het geeft de toeschouwer en daarmee de Bijbellezer veel te denken (zie afb. 10).
Zie hierover Terrien, 261-262.
Job staat groot en lijkwit afgebeeld. Zijn houding straalt zwakte en berusting uit. Achter hem staat zijn vrouw in een felrood gewaad. Bespot zij hem? Wat is zij van plan met de beker in haar hand? Het lijkt erop dat zij hem ter verlichting te drinken wil geven. Ook de engel in hemelsblauw biedt ondersteuning. Ze laat via de bazuin een ander geluid horen. De lijdende Job wordt geassocieerd met de gekruisigde Christus. Die wordt klein en in een donkere hoek afgebeeld aan de andere kant van het doek. Tussen Job en Christus bevinden zich veel toeschouwers. Ook bij hen kan men zich afvragen welke houding zij aannemen ten opzichte van de geplaagde Job. Een aantal van hen wijst naar hem. Spotten zij? Een man die dicht bij hem staat heeft dezelfde houding als Job. Hij toont medelijden. Datzelfde geldt voor de moeder en hun kind rechts onder. Links onder zit een persoon – het lijkt een vrouw – met een boek. Is het een Bijbellezer die via de Schrift de verbinding tussen Job en Christus legt?
Een 21e-eeuwse typografische verbeelding
Bijbelwetenschapper Ellen van Wolde publiceerde samen met typografisch kunstenaar Maurice Spithoven een creatieve verbeelding van het boek Job. Het is een poging om nieuwe exegetische inzichten in concepten weer te geven en typografisch uit te drukken. Bij het slot (welke verzen precies wordt niet aangegeven) wordt onder het kopje ‘Omkeren en toegeven’ opgemerkt:
Ellen van Wolde en Maurice Spithoven, Het boek Job verwoord en verbeeld, Tielt 2005, nr. 44.
Typografisch wordt dat als volgt uitgebeeld (zie afb. 11): De reactie is duidelijk gelijkwaardig en wederzijds. Als je goed kijkt, wordt dat nog onderstreept door drie horizontale banen die over de beide bladzijden lopen met doorlopend de namen van Job en God: “jobgodjobgodjobgod” enzovoort. Je zou het een moderne variant kunnen noemen van wat vele eeuwen geleden ook al te zien was in de miniaturen die God en Job afbeelden van aangezicht tot aangezicht!
Conclusie
De teksten over en afbeeldingen van Job laten op schitterende wijze zien hoe fluïde, veelkleurig en rijk aan betekenis de Bijbelse traditie is. Er waren meerdere teksten over Job in omloop, in diverse fasen van de geschiedenis las men het Bijbelse boek Job vanuit zeer verschillende leesperspectieven, en de christelijke traditie kende een andere Job dan de joodse.
Een van de frappantste ontwikkelingen lijkt wel dat Jobs protest tegen God eindelijk weer de ruimte krijgt. Het neemt in het poëtische deel van het boek een voorname plaats in. Het past binnen de kaders van de Hebreeuwse Bijbel, waarin de klacht of aanklacht tegen God een vaste plek inneemt, zoals in de psalmen en de profetenboeken. En al maakt God duidelijk dat een sterveling Hem niet ter verantwoording kan roepen, van een beschuldiging van blasfemie is nergens sprake. In vele eeuwen uitleggeschiedenis heeft men óf Jobs klacht niet als klacht waargenomen óf die als godslasterlijk afgekeurd. Je zou haast zeggen dat we pas in de tweede helft van de twintigste eeuw een luisterend oor hebben weten te ontwikkelen voor het belang van Jobs woorden. Zijn we daarmee dichter bij de ware Job? In elk geval is Job een belangrijk voorbeeld van wat de Bijbel ons vandaag te zeggen heeft: onschuldig lijden vraagt om protest.
Prof. dr. M.J. de Jong is Hoofd Vertalen en Bijbelwetenschap bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap en bijzonder hoogleraar Bijbelvertalen aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
Prof. dr. K. Spronk is hoogleraar Oude Testament aan de Protestantse Theologische Universiteit.
Bronvermelding
Matthijs de Jong en Klaas Spronk, 'Beelden van Job in kunst en theologie. Onschuldig leed vraagt om protest' in: Met Andere Woorden 42/1 (april 2023), 4-20.
Geraadpleegde literatuur
- Samuel E. Balentine, ‘“My Servant Job Shall Pray for You”’ in: Theology Today 58/4 (2002), 502-518.
- Samuel E. Balentine, ‘Look At Me and Be Appalled’. Essays on Job, Theology, and Ethics. An Interdisciplinary Dialogue, Leiden/Boston 2021.
- James H. Charlesworth (red.), The Old Testament Pseudepigrapha, Volume 1: Apocalyptic Literature and Testaments, New York etc. 1983.
- Peter van Dael, ‘Job in de beeldende kunst’ in: Bettine Siertsema (red.), Job. Steen des aanstoots? Kampen 1996, 90-112.
- Paul Huber, Hiob. Dulder oder Rebell? Byzantinische Miniaturen zum Buch Hiob in Patmos, Rom, Venedig, Sinai, Jerusalem und Athos, Düsseldorf 1986.
- Matthijs J. de Jong, De Schrift opnieuw geschreven. Nieuw inzicht in vertalen met Genesis 1 en Job 42, Haarlem/ Antwerpen 2023.
- Jason Kalman, With Friends Like These. Turning Points in the Jewish Exegesis of the Biblical Book of Job, Montreal 2005.
- Mark Joseph Larrimore, The Book of Job – A Biography, Princeton/Oxford 2013.
- Katherine Low, The Bible, Gender, and Reception History. The Case of Job’s Wife, London/New York 2013.
- Gamble L. Madsen, ‘Look upon My Affliction ( Job 10:15). The Depiction of Job in the Western Middle Ages’ in: Franklin T. Harkins en Aaron Canty (red.), A Companion to Job in the Middle Ages, Leiden/Boston 2017, 289-323.
- Dan Mathewson,‘Between Testimony and Interpretation. The Book of Job in Post-Holocaust Theological Reflection’ in: Studies in the Literary Imagination 41/2 (2008), 17-39.
- Gabrielle Oberhänsli-Widmer, ‘Hiobtraditionen im Judentum’ in: T. Krüger, M. Oeming, K. Schmid en C. Uehlinger (red.), Das Buch Hiob und seine Interpretationen, Zürich 2007, 315-328.
- Susan E. Schreiner, Where Shall Wisdom Be Found? Calvin’s Exegesis of Job from Medieval and Modern Perspectives, Chicago/ London 1994.
- Samuel L. Terrien, The Iconography of Job through the Centuries. Artists as Biblical Interpreters, University Park, Pennsylvania 1996.
- Ellen van Wolde en Maurice Spithoven, Het boek Job verwoord en verbeeld, Tielt 2005.
Vakblad Met andere woorden
Met Andere woorden is hét tijdschrift dat je up-to-date houdt over het vertalen van de Bijbel. Ook biedt Met Andere Woorden inspirerende artikelen op het snijvlak van vertalen en Bijbeluitleg.