Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

De scepter als koninklijk attribuut

De scepter was een staf die door heersers in het Oude Nabije Oosten gebruikt werd als teken van hun macht en autoriteit.

Stok

Het Hebreeuwse woord voor scepter (shevet) betekent eenvoudigweg ‘stok’ of ‘staf’, en wordt ook gebruikt voor bijvoorbeeld de stok van een herder (Psalm 23:4) en de dorsvlegel van een boer (Jesaja 28:27). De reden dat de scepter een symbool werd van koninklijke macht, houdt misschien verband met de beschermende functie van de stok (2 Samuel 23:21, Psalm 23:4) of met het feit dat de stok als strafmiddel werd gebruikt (Jesaja 10:24, Jesaja 30:31).

Oude Nabije Oosten

Op portretten van koningen uit het Oude Nabije Oosten staat de koning bijna altijd afgebeeld met een scepter in zijn hand. Zonder twijfel was de scepter ook in Israël een onderdeel van de koninklijke attributen (zie hiervoor bijvoorbeeld Genesis 49:10; Psalm 45:7; Psalm 110:2 en Ezechiël 19:14). Er zijn op afbeeldingen ruwweg twee soorten scepters te onderscheiden. Ten eerste een tot op de grond reikende, dunne staf met een versierde kop. Hiernaar wordt waarschijnlijk verwezen in Genesis 49:10 (‘de heersersstaf tussen zijn voeten’). Ten tweede een kortere scepter, meer in de vorm van een strijdknuppel. Een voorbeeld van dit laatste type vinden we misschien in Numeri 24:17 en Jesaja 14:5-6, waar de scepter als een vernietigend wapen fungeert.

Ester

In het boek Ester staat een bekende bijbelse passage waarin een scepter voorkomt. De Perzische koning Ahosveros steekt Ester zijn gouden scepter toe als teken dat ze zijn gunst gewonnen heeft (Ester 5:2). Ester komt dichterbij en raakt het uiteinde van de scepter aan. Dat laatste was wellicht bedoeld als teken van eerbied of om aan te geven dat ze graag door de koning gehoord wilde worden. Het is goed mogelijk dat dit verhaal een van de functies illustreert van de koninklijke scepter in het Oude Nabije Oosten.

Figuurlijke betekenis in de Bijbel

De scepter verwijst in de Bijbel niet alleen naar het concrete voorwerp, maar heeft ook regelmatig een figuurlijke betekenis. In Genesis 49:10 staat de scepter symbool voor de heerschappij van het koningshuis van Juda. Andere teksten refereren aan het geweld van de scepter (het ‘slaan’ of ‘verbrijzelen’ ervan), waarmee misschien gezinspeeld wordt op veroveringen door koningen (Numeri 24:17; Jesaja 14:5). Het verdwijnen van de scepter (Zacharia 10:11) of het uitroeien van degene die de scepter vasthoudt (Amos 1:5-8) staat voor  het verlies van de onafhankelijkheid van een volk.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons