De kroon als koninklijk attribuut
Een van de meest kenmerkende attributen van een koning in veel culturen, is zijn kroon. Een kroon weerspiegelt de koninklijke roem en soevereiniteit. Het plaatsen van een kroon op iemands hoofd (‘kroning’) betekent het begin van zijn koningschap. Hoe de koninklijke hoofdbedekking er in de oudtestamentische periode precies uitzag, is echter niet met zekerheid vast te stellen. Slechts één keer wordt in het Oude Testament een kroning beschreven: in 2 Koningen 11:12, waarin koning Joas
Diadeem
Een van die varianten was de diadeem. Dat was een gouden band die om het hoofd werd gedragen. Vaak was de band bezet met edelstenen en versierd met bloemmotieven of geometrische patronen. Verwijzingen naar een dergelijke kroon zijn te vinden in bijvoorbeeld 2 Samuel 1:10, 2 Samuel 12:30, Psalm 21:4, Psalm 132:18 en Zacharia 9:16.
Tulband
De ‘tulband’ bestond uit een doek die om het hoofd werd gewonden (Job 31:36). Behalve door priesters
Nieuw-Assyrische kroon
In het Nieuw-Assyrische rijk