Psalmen 110
1Van David, een psalm.
De HEER spreekt tot mijn heer:
‘Neem plaats aan mijn rechterhand,
Ik maak van je vijanden
een bank voor je voeten.’
2Uit Sion reikt de HEER u
de scepter van de macht,
u zult heersen over uw vijanden.
3Uw volk staat klaar op de dag dat u ten strijde trekt.
Op de heilige bergen, uit de schoot van de dageraad,
komt tot u de dauw van uw jeugd.
4De HEER heeft gezworen, en komt op zijn eed niet terug:
‘Je bent priester voor eeuwig,
zoals Melchisedek.’
5De Heer aan uw rechterhand
verplettert koningen op de dag van zijn toorn.
6Hij berecht de volken,
verplettert hoofden, overal op aarde,
lijken stapelen zich op.
7Hij drinkt onderweg uit de beek
en dan heft Hij zijn hoofd.
© 2021 Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap |
NBV21