Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Context en aantekeningen bij Jesaja 62:1-9

Hier vind je informatie over de context van Jesaja 62:1-9 en aantekeningen bij de tekst.

Het boek Jesaja als geheel

Zie voor meer informatie over o.a. de auteur, genre, datering en indeling van Jesaja de toelichting in het eerste item van deze serie.

Plek van deze passage in het geheel

Binnen Jesaja 56-66 vormen de hoofdstukken 60-62 een eigen eenheid. Terwijl in de andere hoofdstukken een scherpe toon overheerst, waarbij het volk wordt gewaarschuwd tegen onrecht en afgoderij en wordt opgeroepen tot sociale gerechtigheid en trouw aan God, overheerst in Jesaja 60-62 een boodschap van hoop. In dit gedeelte wordt verkondigd dat Sion door God verlost en hersteld zal worden. Niet alleen zal God zijn volk herstellen, maar Hij zal hen tot een licht maken voor alle volken. In Jesaja 60 wordt beschreven dat vreemde volken in grote getalen zullen optrekken naar Jeruzalem om de Heilige van Israël te aanbidden, aangetrokken door het licht en de luister die God aan Sion heeft geschonken. Jesaja 61 – het middelpunt van de eenheid – richt zich op een door God gezalfde, profetische figuur en de rol die hij speelt binnen Gods handelen met Israël. De verzen 10-11 beloven gerechtigheid en glorie voor Israël en alle volken. In Jesaja 62 wordt hierop voortgeborduurd; dit hoofdstuk bevestigt en verdiept de belofte van gerechtigheid, redding en roem voor Sion en Jeruzalem.

Opbouw van Jesaja 62

Jesaja 62 kan als volgt worden ingedeeld:

62:1-5 De profeet is aan het woord over Sion

  • 1-3 De koningen en volken zullen Sions luister zien
  • 4-5 Sions nieuwe verhouding tot God

62:6-9 De belofte van herstel voor Sion

  • 6-7 God (of de profeet) stelt wachters op de muren aan die de HEER aanroepen
  • 8-9 De opbrengst van het land zal voor de inwoners zelf zijn

62:10-12 Aankondiging van Gods komst

Aantekeningen

Bij vers 1:

  • In dit hoofdstuk zegt de profeet Jeruzalem een glorieuze toekomst toe, tegen de achtergrond van de moeilijke situatie waarin de stad zich bevindt. Er worden thema’s opgepakt uit Jesaja 61, met name uit de verzen 10-11, zoals licht, de openbaring van Sions gerechtigheid en redding aan de volken, het beeld van het huwelijk en het herstel van het land.
  • zal ik niet zwijgen: Opnieuw is het onduidelijk wie de sprekende persoon is. Het zou goed de profeet kunnen zijn, die uitspreekt dat hij voorbede voor Sion en Jeruzalem zal blijven doen totdat God zijn beloften waarmaakt. Volgens een alternatieve uitleg is God zelf hier aan het woord: ook al lijkt het alsof Hij zwijgt, toch is Hij bezig zijn belofte te vervullen (voor het zwijgen van God, vergelijk bijv. Jes. 42:14; 57:1; 64:11; 65:6). In dat geval zijn de verzen 2-5 en 6c-9 de reactie van de profeet op de goddelijke uitspraken.
  • totdat het licht … haar redding brandt: Dit vers is waarschijnlijk geïnspireerd door Jesaja 51:4-5, waar gesproken wordt over de wet die van God uitgaat (het Hebreeuws gebruikt hetzelfde werkwoord dat in 62:1 vertaald is als ‘daagt’, een woord dat ook gebruikt wordt voor het opgaan van de zon) en over zijn recht dat een licht zal zijn voor alle volken, en zijn redding die nabij is.
  • het licht van haar gerechtigheid: Hetzelfde woord voor ‘licht’ (Hebreeuws nogah) komt ook voor in 59:9, waar de afwezigheid van licht uitdrukking geeft aan de afwezigheid van gerechtigheid. Het licht staat hier in de eerste plaats voor de gerechtigheid van mensen, maar bevat ook een goddelijke connotatie. In Ezechiël 1 wordt nogah meermaals gebruikt voor de goddelijke aanwezigheid (1:13, 27, 28).

Bij vers 2:

  • je luister: Sion en Jeruzalem zullen de luister (Hebreeuws kavod) van de HEER weerspiegelen; vergelijk hiervoor Jesaja 60:1-2.
  • een nieuwe naam: Een nieuwe naam krijgen staat voor het krijgen van een nieuwe status, functie en bestemming. De naam wordt onthuld in 62:4, en in andere bewoordingen in 62:12. De ballingen beleven de stad en het omliggende land echter als door God verlaten. Zie ook 58:12 en 60:14, waar Jeruzalem en Sion eveneens een andere naam krijgen. De nieuwe naam is belangrijk in de thematiek van de derde Jesaja. Het is God die de nieuwe naam geeft, maar opvallend is dat de andere volken die naam gebruiken en daarmee de nieuwe status van Jeruzalem en Sion erkennen.

Bij vers 3:

  • kroon: Dit is een koninklijk herkenningsteken. Hetzelfde woord (Hebreeuws ‘ateret) wordt elders in Jesaja alleen gebruikt in 28:1-5, waar gezegd wordt dat Samaria’s kroon is als een bloem die verwelkt en dat de HEER de sierlijke kroon zal zijn voor het overgebleven volk. In 62:3 is de belofte dat het volk zélf een kroon zal zijn in Gods hand.
  • een koninklijke tulband: Het woord dat in het Hebreeuws gebruikt wordt voor ‘tulband’ (tsanif) is nauw verwant aan de term voor de hogepriesterlijke tulband (mitsnèfèt; zie Ex. 28:4, 37-39; 29:6; 39:28-31; Lev 8:9; 16:4). Sion krijgt dus niet alleen koninklijke maar ook hogepriesterlijke waardigheid. Het motief van het priesterschap speelt ook een rol in 61:6 en 10 (zie aantekening bij 61:10).
  • in de hand van je God: Het valt op dat de kroon niet op Gods hoofd staat maar zich in zijn hand bevindt. Misschien wordt hiermee gezinspeeld op het kroningsritueel (waarbij soms ook een nieuwe naam werd gegeven, zie bijv. 2 Kon. 23:34; 24:17). Maar het is ook mogelijk dat het hier gaat om een combinatie van beelden: het volk bevindt zich in Gods hand, dat wil zeggen: in zijn macht en onder zijn hoede; echter: niet als slaafse onderdanen maar als een kostbaar bezit (een schitterende kroon).

Bij vers 4:

  • De profeet gebruikt voor de relatie tussen God en zijn volk het beeld van het huwelijk. Jeruzalem/Sion, als vertegenwoordiging van het hele volk, wordt gepersonifieerd als een vrouw die vanwege haar zonden is verstoten door haar echtgenoot, de HEER. Maar er vindt een omwenteling plaats: de HEER zal haar opnieuw ten huwelijk nemen. Voor hetzelfde beeld, zie Jesaja 50:1 en 54:1, 4-7 (en vgl. ook 51:17-23; 52:1-2).
  • Het huwelijk functioneert in het Oude Testament vaker als voorbeeld van de verhouding tussen de HEER en zijn volk (vgl. Jer. 3:1; Hos. 1-3). Men kan zeggen dat dit huwelijk is voltrokken bij de verbondssluiting op de berg Sinai (Ex. 24:1-11).
  • Men noemt je: Voor de betekenis van naamswisselingen, zie de aantekening bij vers 2 ‘een nieuwe naam’.
  • niet langer Troosteloos oord: De terugkerende ballingen zullen het land weer in bezit nemen en bebouwen. Het Hebreeuws gebruikt voor ‘troosteloos oord’ het werkwoord sjamam, ‘verwoest zijn’ of ‘verlaten zijn’. Dit woord komt met betrekking tot Sion/het land Israël ook voor in 49:8,19; 54:1 en 61:4. In 54:1 verschijnt het eveneens binnen de beeldspraak van het huwelijk en wordt van de ‘verlaten’ vrouwe Sion (Hebr. sjomema) gezegd dat haar kinderen talrijker zullen zijn dan die van een gehuwde vrouw. De profeet maakt dus gebruik van de dubbele betekenis van het werkwoord sjamam: De verwoesting van het land was een teken dat Sion door God verlaten was. Maar nu zal het land weer hersteld worden, wat laat zien dat de relatie tussen God en Sion is hersteld.
  • Verlatene (…) Mijn verlangen: Voor Sion als vrouw die door haar man – de HEER – is verlaten, vergelijk 49:14; 54:6 en 60:15. De Hebreeuwse woorden voor ‘verlatene’ en ‘mijn verlangen’, Azuba resp. Chefsiba, waren bestaande eigennamen (1 Kon. 22:42; 2 Kon. 21:1). In dit vers gaat het om de betekenis van deze namen.

Bij vers 5:

  • zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen: De gedachte dat zoons hun eigen moeder ten huwelijk nemen, heeft vragen opgeroepen. Sommige uitleggers stellen daarom voor de tekst te wijzigen. Dit is echter niet nodig: ‘jouw zonen’ kan goed een beeld zijn voor de terugkerende ballingen die het land weer in bezit zullen nemen (voor de inwoners van Juda als de ‘zonen/kinderen’ van Sion, vgl. 49:20; 54:3). Dit is in lijn met de betekenis van het Hebreeuwse werkwoord ba‘al dat in deze zin wordt gebruikt, en dat behalve ‘ten huwelijk nemen’ ook ‘in bezit nemen’ kan betekenen.
  • en zoals de bruidegom (…) over jou verheugen: Voor het motief van de bruid en de bruidegom als beeld voor het verbond tussen God en zijn volk, zie 61:10 (en zie ook de aantekening bij vers 4).
  • verheugt (…) zich verheugen: Vreugde is een belangrijk kenmerk van het nieuwe Jeruzalem (vgl. 61:10; 65:18-19; 66:10, 14). Hetzelfde Hebreeuwse woord  verschijnt in 60:15. Sion die ooit verlaten en gehaat was, zal een bron van vreugde zijn.

Bij vers 6:

  • wachters: De wachters roepen dag en nacht God aan met het oog op de beloofde redding van Sion. Het feit dat de wachters niet zullen ‘zwijgen’, zou er op kunnen duiden dat het een beeld is voor de profeten: vergelijk de woorden van de profeet in vers 1: ‘Omwille van Sion zal ik niet zwijgen’. Over de identiteit en functie van de wachters is veel discussie. Volgens sommige uitleggers gaat het om schildwachten die op de uitkijk staan om te waarschuwen voor gevaar, of juist om iets positiefs aan te kondigen. Dit zou gebruikt kunnen zijn als beeld voor de profeten, die zaken eerder zien aankomen dan anderen (vgl. ook Jes. 52:8; 56:10; Jer. 6:17; Ezech. 3:17; Hab. 2:1). Hier past dat ook goed: de wachters kondigen aan dat de HEER in aantocht is en dat de redding van Sion nabij is (vgl. 52:8). Anderzijds staat hier in het Hebreeuws niet ‘op de uitkijk staan’ (zoals in bijv. Ezech. 3:17) maar ‘bewaken, beschermen’. Daarom menen anderen dat de wachters eerder als taak hebben de stad te bewaken en ervoor te zorgen dat er gerechtigheid en vrede in de stad heerst (vgl. Jes. 60:17-18; Ps. 127:1). Het zou daarbij kunnen gaan om hemelse wezens of om de mensen in Sion die trouw zijn aan God.
  • Jullie die de HEER aanroepen: De betekenis van het Hebreeuwse werkwoord is hier omstreden. Drie mogelijkheden zijn: ‘bij de HEER (beloften) in herinnering brengen, ‘de HEER (bij anderen) in herinnering brengen’ (door over Hem te spreken) (vgl. 63:7) of ‘de Heer aanroepen’ (vgl. 48:1). De NBV21 kiest voor het laatste omdat ‘aanroepen’ zowel ruimte biedt voor ‘herinneren aan’ als aan ‘loven’ of ‘voorspraak doen’.

Bij vers 7:

  • gun Hem evenmin rust: Vergelijk Psalm 83:2.
  • roem: Voor dit motiefwoord (Hebr. tehilla), vergelijk o.a. 60:18, en zie ook de aantekening bij 60:6 [link toevoegen].

Bij vers 8:

  • De HEER heeft gezworen bij zijn rechterhand: De HEER bevestigt zijn woorden met een eed, wat goed past binnen de context waarin het verbond een belangrijke rol speelt.
  • zijn sterke arm: Gods arm staat voor zijn grote kracht, vaak verbonden met bevrijding (vgl. o.a. Deut. 5:15; Jes. 51:9; 63:12).
  • Nooit meer geef Ik jullie graan aan je vijanden te eten: Er komt een einde aan de overheersing door vijandige volken (misschien werd in het bijzonder gedacht aan de Perzen, die zware belastingen inden bij de Judese bevolking). De inwoners van Juda zullen het land zelf weer in bezit nemen en bebouwen (zie vs. 4-5), en van hun eigen oogst kunnen genieten. Zo zullen de zegeningen van de verbondsvoorwaarden in vervulling gaan, in plaats van de vervloekingen (Deut. 28:4-5, 50-51).

Bij vers 9:

  • De inwoners van Juda zullen God prijzen voor hun oogst, waar ze weer zelf van kunnen eten en drinken. Mogelijk verwijst het vers ook naar maaltijden die bij oogstfeesten of bij het brengen van tienden in de tempel werden genuttigd (Deut. 12:17-18; 14:22-26; 16:9-17).
  • Zij die het graan oogsten (…) zij die de druiven plukken: Misschien een toespeling op het Wekenfeest wanneer het graan werd geoogst (Ex. 34:22) en het Loofhuttenfeest wanneer het graan was gedorst en de druiven waren geperst (Deut. 16:13).
  • in de voorhoven van mijn heiligdom: Hier zullen de inwoners God prijzen om de oogst (voor het vol vreugde loven van God in de voorhoven, vgl. o.a. Ps. 92:14; 96:8; 100:4), en ook de eerste opbrengst van de oogst aanbieden (Ex. 23:16,19; Lev. 2:12), offers brengen en maaltijden nuttigen van de oogst (Deut. 12:17-18).

Achtergrondinformatie

Toelichting bij kernwoorden en begrippen

Verdieping bij thema’s

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.26.7
Volg ons