Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Profeet in het Oude Testament: post-exilische profeten

Profetische teksten in het Oude Testament uit de periode na de Babylonische ballingschap worden soms de ‘post-exilische profeten’ genoemd. Hiermee worden meestal bedoeld: Deutero-Jesaja, Trito-Jesaja, Joël, Obadja, HaggaiZacharia en Maleachi.

Kenmerken

De post-exilische profeten onderscheiden zich van de eerdere profeten door de volgende kenmerken:                

  • een boodschap van heil in plaats van onheil
  • herhaalde oproep tot bekering
  • een positief beeld van de tempeldienst
  • profetieën tegen vreemde volken
  • een ‘eschatologische’ kijk op de toekomst
  • meer nadruk op dromen en visioenen

Heil in plaats van onheil

Bij de klassieke profeten stond de boodschap centraal dat God onheil over Israël zou brengen. Maar bij de post-exilische profeten verdwijnt dat idee langzaam naar de achtergrond. Zij zien de ballingschap als straf voor de zonden van het volk. Nu die straf is voltrokken, komt er meer ruimte voor hoop op een betere toekomst (onder andere Jesaja 40:2).

Oproep tot bekering

In een wat een latere periode na de ballingschap, waarin de Joodse gemeenschap weer werd opgebouwd, zien we bij een aantal profeten een nadruk op bekering en herstel: God verlangt van mensen een verandering van mentaliteit en gedrag. Zo moedigt de profeet Zacharia het volk aan om rechtvaardig te zijn (zie bijvoorbeeld Zacharia 8:16-17). 

Positieve kijk op de tempel

De klassieke profeten waren soms kritisch over de tempel en de tempeldienst. De profeet Jeremia, bijvoorbeeld, heeft kritiek op de mensen die denken veilig te zijn als God maar geëerd wordt in de tempel (zie Jeremia 7:1-4). De boodschap van Jeremia is dat het volk anders moet gaan leven, pas dan is het veilig.
De post-exilische profeten hebben juist een positieve kijk op de tempel. Haggai en Zacharia moedigen de teruggekeerde ballingen aan om met het herstel van de tempeldienst te beginnen. De reden voor die veranderde houding is misschien dat de Joodse gemeenschap in deze periode geen eigen politieke structuur meer kende. De tempel kon dienen als een alternatief instituut om het volk te verbinden.
Een uitzondering is Trito-Jesaja. In die tekst verzet de profeet zich juist tegen de centrale rol van de tempel (zie bijvoorbeeld Jesaja 56:9-12; Jesaja 57:1-13).

Profetieën tegen vreemde volken

Bij de klassieke profeten was het oordeel van God gericht tegen Israël. Deze profeten hadden weinig aandacht voor het lot van andere volken. Pas bij de post-exilische profeten wordt dat een thema. De meeste profetische boeken van na de ballingschap bevatten een serie orakels tegen de andere volken. Daarin worden die volken bedreigd met de toorn van God. De val van Babel wordt in veel boeken gezien als een voorbode voor het uiteindelijke herstel van Israël.

Eschatologisch beeld van de toekomst

De post-exilische profetie werd ‘eschatologischer’. De klassieke profeten kondigden vooral aan wat het directe gevolg was van de zonden van het volk. De latere profeten richten hun blik op een verdere toekomst. Hun idee is dat God een gedetailleerd plan heeft voor de geschiedenis van alle volken. Alles wat er in de wereld gebeurt, is de uitwerking van dat goddelijke plan.

Meer nadruk op dromen en visioenen

Bij de klassieke profeten spreekt God meestal rechtstreeks tegen de profeet. De post-exilische profeten krijgen steeds vaker dromen en visioenen, die ze uitgebreid beschrijven (zie bijvoorbeeld Joël 3:1).

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons