Context en aantekeningen bij Jesaja 61:10–62:3
Hier vind je informatie over de context van Jesaja 61:10–62:3 en aantekeningen bij de tekst.
Het boek Jesaja als geheel
Auteur, genre en datering
Het boek Jesaja ontleent zijn naam aan de profeet Jesaja, de zoon van Amos, die optrad als profeet in Jeruzalem in de achtste eeuw voor Christus. Het Bijbelboek is een verzameling van profetische uitspraken die betrekking hebben op een periode van minstens driehonderd jaar in de geschiedenis van Israël en Juda.
Indeling van het boek Jesaja
Men onderscheidt meestal drie delen in het boek Jesaja:
- Jesaja 1-39: Dit gedeelte bevat materiaal uit de vroegste fasen van het ontstaan van het Bijbelboek. Het beschrijft de periode waarin het noordelijke rijk Israël en het zuidelijke rijk Juda worden bedreigd door Assyrië. Jesaja waarschuwt voor een ander groot gevaar: vertrouwen op samenwerking met Egypte en op anti-Assyrische bondgenootschappen, want dat betekent dat men niet op God en zijn verbond vertrouwt.
- Jesaja 40-55: De profetieën in deze hoofdstukken betreffen de periode dat veel mensen uit Juda in ballingschap zijn weggevoerd naar Babel en daar verblijven zonder hoop of perspectief (587-538 voor Christus). Het centrale thema is de vraag naar de (religieuze en etnische) identiteit van de Judeeërs in ballingschap en van de inwoners van Juda en Jeruzalem, en naar de plaats van ‘Sion’ in dit verband.
- Jesaja 56-66: De derde verzameling profetieën heeft betrekking op de tijd na de terugkeer van de ballingen uit Babel. Een belangrijk thema is dat Jeruzalem niet meer dezelfde fouten mag maken als vóór de ballingschap.
Inhoud van Jesaja 56-66
Jesaja 61 en 62 maken deel uit van de derde sectie van Jesaja, ofwel Jesaja 56-66
Plek van deze passage in het geheel
Binnen Jesaja 56-66 vormen de hoofdstukken 60-62 een eigen eenheid. In dit gedeelte wordt verkondigd dat Sion door God verlost en hersteld zal worden. Niet alleen zal God zijn volk herstellen, maar Hij zal hen tot een licht maken voor alle volken. Jesaja 61 – het middelpunt van deze eenheid –richt zich op een door God gezalfde, profetische figuur en de rol die hij speelt binnen Gods handelen met Israël. De verzen 10-11 beloven gerechtigheid en glorie voor Israël en alle volken. In Jesaja 62 wordt hierop voortgeborduurd; dit hoofdstuk bevestigt en verdiept de belofte van gerechtigheid, redding en roem voor Sion en Jeruzalem.
Aantekeningen
Bij Jesaja 61 vers 10:
- De verzen 10-11 komen uit de mond van een ik-persoon. Om wie het precies gaat, is onduidelijk. Volgens veel uitleggers is de spreker Sion, die God prijst omdat Hij haar gered heeft. Een alternatief is om hierin de gezalfde uit de verzen 1-7 te zien.
- Hij deed mij het kleed … mantel van de gerechtigheid: wanneer de spreker wordt geïdentificeerd als Sion, betekenen deze zinnen dat God Sion recht zal verschaffen en zal redden. Wat God voor Sion heeft gedaan, vormt tegelijk een belofte voor wat Hij voor de hele wereld zal doen (zie vers 11). In de alternatieve uitleg (de spreker als gezalfde, messiaans figuur) betekent deze zin dat God de gezalfde in staat zal stellen om recht uit te oefenen en gerechtigheid aan Sion te verschaffen. In dat geval is de metafoor gebruikt op een vergelijkbare manier als in 59:17.
- zoals een bruidegom … met haar sieraden: Gods bekleding van de spreker met redding en gerechtigheid wordt geïllustreerd met behulp van een vergelijking met een bruidegom die een kroon opzet en een bruid die zich tooit met sieraden.
- een kroon opzet: voor ‘kroon’ heeft het Hebreeuws het woord pe’er, dat duidt op een soort tulband. Het werkwoord dat erbij staat, is kihen. Dit is opmerkelijk, omdat de betekenis daarvan is: ‘het priesterambt vervullen’. Dat past niet goed in de context en bij het lijdend voorwerp ‘kroon’. Veel vertalingen, waaronder de NBV21, lezen daarom – in navolging van de Septuaginta en Vulgata – een vorm van het werkwoord koen, ‘vastzetten’, zodat de zin luidt: ‘zoals een bruidegom een kroon vastzet (ofwel: opzet)’. Toch is het ook mogelijk dat er opzettelijk een werkwoord is gebruikt dat verwijst naar het priesterschap, want het woord pe’er (‘kroon, tulband’) wordt ook gebruikt voor het hoofddeksel van priesters. Daarnaast wordt het priesterschap vermeld in vers 6. Zoals vaak het geval in het boek Jesaja, zou er sprake kunnen zijn van een opzettelijk woordspel, zodat beide betekenissen in het werkwoord doorklinken.
Bij vers 11:
- Het laatste vers van Jesaja 61 bevat een tweede vergelijking: zoals de aarde oogst voortbrengt, zo zal de HEER gerechtigheid en glorie laten ontkiemen voor de ogen van alle volken.
- de aarde …voortbrengt: Je kunt hierin een verwijzing zien naar het scheppingsverhaal, waar in het Hebreeuws dezelfde frase voorkomt (Gen. 1:12).
- ontkiemen: het beeld van het ‘ontkiemen’ van nieuwe gebeurtenissen komt in Jesaja herhaaldelijk voor (42:9; 43:19; 44:4; 55:11; 61:11; zie ook 4:2). Je kunt hierin opnieuw een verwijzing zien naar het scheppingsverhaal, waarin hetzelfde woord wordt gebruikt voor het ‘opschieten’ van planten (Gen. 2:5), zodat ook hier het motief van een nieuwe schepping doorwerkt (zie 41:20; 42:5). Het begrip ‘ontkiemen’ houdt dan in dat verlossing en herschepping niet in één klap zullen worden gerealiseerd, maar geleidelijk, in een proces zoals van ontkiemende planten.
- gerechtigheid: het Hebreeuwse woord (tsedaqa) houdt meestal in: gerechtigheid, leven in overeenstemming met Gods wetten, maar kan ook betekenen: redding, verlossing. In dit vers lijken beide betekenissen door te klinken.
- glorie: het gaat hier zowel om Gods glorie, doordat Sion God zal prijzen, als ook om de roem en het eerherstel die Sion zelf zal ontvangen.
- voor het oog van alle volken: de volken zullen de gerechtigheid en glorie die God aan Sion doet toekomen niet alleen zien, maar ze zullen er ook zelf aan deelhebben.
Bron: Studiebijbel in Perspectief, aangepast
Bij Jesaja 62 vers 1:
- In dit hoofdstuk zegt de profeet Jeruzalem een glorieuze toekomst toe, tegen de achtergrond van de moeilijke situatie waarin de stad zich bevindt. Er worden thema’s opgepakt uit Jesaja 61, met name uit de verzen 10-11, zoals licht, de openbaring van Sions gerechtigheid en redding aan de volken, het beeld van het huwelijk en het herstel van het land.
- zal ik niet zwijgen: opnieuw is het onduidelijk wie de sprekende persoon is. Het zou goed de profeet kunnen zijn, die uitspreekt dat hij voorbede voor Sion en Jeruzalem zal blijven doen totdat God zijn beloften waarmaakt (zo bijv. Westermann). Volgens een alternatieve uitleg is God zelf hier aan het woord: ook al lijkt het alsof Hij zwijgt, toch is Hij bezig zijn belofte te vervullen (voor het zwijgen van God, vergelijk bv. Jes. 42:14; 57:1; 64:11; 65:6). In dat geval zijn de verzen 2-5 en 6c-9 de reactie van de profeet op de goddelijke uitspraken.
- totdat het licht … haar redding brandt: dit vers is waarschijnlijk geïnspireerd door Jesaja 51:4-5, waar gesproken wordt over de wet die van God uitgaat (het Hebreeuws gebruikt hetzelfde werkwoord dat in 62:1 vertaald is als ‘daagt’, een woord dat ook gebruikt wordt voor het opgaan van de zon) en over zijn recht dat een licht zal zijn voor alle volken, en zijn redding die nabij is.
- het licht van haar gerechtigheid: hetzelfde woord voor ‘licht’ (Hebreeuws nogah) komt ook voor in 59:9, waar de afwezigheid van licht uitdrukking geeft aan de afwezigheid van gerechtigheid. Het licht staat hier in de eerste plaats voor de gerechtigheid van mensen, maar bevat ook een goddelijke connotatie. In Ezechiël 1 wordt nogah meermaals gebruikt voor de goddelijke aanwezigheid (1:13,27,28).
Bij vers 2:
- je luister: Sion en Jeruzalem zullen de luister (Hebreeuws kavod) van de HEER weerspiegelen; vergelijk hiervoor Jesaja 60:1-2.
- een nieuwe naam: een nieuwe naam krijgen staat voor het krijgen van een nieuwe status, functie en bestemming. De naam wordt onthuld in 62:4, en in andere bewoordingen in 62:12. De ballingen beleven de stad en het omliggende land echter als door God verlaten. Zie ook 58:12 en 60:14, waar Jeruzalem en Sion eveneens een andere naam krijgen. De nieuwe naam is belangrijk in de thematiek van de derde Jesaja. Het is God die de nieuwe naam geeft, maar opvallend is dat de andere volken die naam gebruiken en daarmee de nieuwe status van Jeruzalem en Sion erkennen.
Bij vers 3:
- kroon: een koninklijk insigne. Hetzelfde woord (Hebreeuws ‘ateret) wordt elders in Jesaja alleen gebruikt in 28:1-5, waar gezegd wordt dat Samaria’s kroon is als een bloem die verwelkt en dat de HEER de sierlijke kroon zal zijn voor het overgebleven volk. In 62:3 is de belofte dat het volk zélf een kroon zal zijn in Gods hand.
- een koninklijke tulband: het woord dat in het Hebreeuws gebruikt wordt voor ‘tulband’ (tsanif) is nauw verwant aan de term voor de hogepriesterlijke tulband (mitsnèfèt; zie Ex. 28:4,37,39; 29:6; 39:28,31; Lev 8:9; 16:4). Sion krijgt dus niet alleen koninklijke maar ook hogepriesterlijke waardigheid. Het motief van het priesterschap speelt ook een rol in 61:6 en 10 (zie aantekening bij 61:10).
- in de hand van je God: het valt op dat de kroon niet op Gods hoofd staat maar zich in zijn hand bevindt. Misschien wordt hiermee gezinspeeld op het kroningsritueel (waarbij soms ook een nieuwe naam werd gegeven, zie bv. 2 Kon. 23:34; 24:17). Maar het is ook mogelijk dat het hier gaat om een combinatie van beelden: het volk bevindt zich in Gods hand, dat wil zeggen: in zijn macht en onder zijn hoede; echter: niet als slaafse onderdanen maar als een kostbaar bezit (een schitterende kroon).
Achtergrondinformatie
Toelichting bij kernwoorden en begrippen
Deze worden aangevuld.
Verdieping bij thema’s
Deze worden aangevuld.
Ga op deze pagina naar:
het boek Jesaja als geheel de plek van deze passage in dit geheel aantekeningen bij de verzen achtergrondinformatie bij kernwoorden en begrippen