Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

De ballingschap

De inwoners van Juda en Israël zijn meerdere keren in ballingschap gevoerd. Ze werden door verschillende volken als ballingen meegenomen naar andere landen. Op deze manier zorgde een overheersende macht ervoor dat een land ontwricht raakte en niet gemakkelijk in opstand kon komen.

Eerste keer

De eerste keer dat er sprake is van een ballingschap in de Bijbel, is als de stam Naftali weggevoerd wordt door de Assyrische koning Tiglatpileser III (zie 2 Koningen 15:29). Dit vond plaats in de achtste eeuw voor Christus.

Tweede keer

In 722 voor Christus veroverde de Assyrische koning Salmanassar V Samaria, de hoofdstad van het noordelijke rijk Israël. Hij voerde een deel van de bevolking weg naar verschillende delen van het Assyrische rijk (zie 2 Koningen 17:6).
Niet de hele bevolking werd echter weggevoerd. En in Israël kwamen ook mensen van andere volken wonen. Samen met de mensen die achterbleven ontstond zo een gemengde bevolking.
Deze mensen werden Samaritanen genoemd (2 Koningen 17:29). Zij werden niet meer als echt Joods gezien, omdat ze behalve God ook andere goden vereerden (2 Koningen 17:33).

Derde keer

De bekendste ballingschap is de Babylonische ballingschap. Deze ballingschap is in twee fasen in te delen. Deze eerste wegvoering begon in 597 voor Christus. Dit liep over in de Babylonische ballingschap van 586 tot 539 voor Christus. Als er gesproken wordt over ‘de Babylonische ballingschap’, wordt altijd deze tweede periode bedoeld.

Gerelateerde Bijbelgedeelten

2 Koningen 17.24 - 2 Koningen 17.41
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.24.4
Volg ons