De ballingschap
De inwoners van Juda en Israël zijn meerdere keren in ballingschap gevoerd. Ze werden door verschillende volken als ballingen meegenomen naar andere landen. Op deze manier zorgde een overheersende macht ervoor dat een land ontwricht raakte en niet gemakkelijk in opstand kon komen.
Eerste keer
De eerste keer dat er sprake is van een ballingschap in de Bijbel, is als de stam Naftali weggevoerd wordt door de Assyrische
Tweede keer
In 722 voor Christus veroverde de Assyrische koning Salmanassar V Samaria, de hoofdstad van het noordelijke rijk Israël. Hij voerde een deel van de bevolking weg naar verschillende delen van het Assyrische rijk (zie 2 Koningen 17:6).
Niet de hele bevolking werd echter weggevoerd. En in Israël kwamen ook mensen van andere volken wonen. Samen met de mensen die achterbleven ontstond zo een gemengde bevolking.
Deze mensen werden Samaritanen genoemd (2 Koningen 17:29). Zij werden niet meer als echt Joods gezien, omdat ze behalve God ook andere goden vereerden (2 Koningen 17:33).
Derde keer
De bekendste ballingschap is de Babylonische