Woensdag 18 maart
Bijbeltekst(en)
Matteüs 12
Confrontatie met farizeeën en schriftgeleerden
Waar hoor je bij? Aan wie ben je loyaal? Met wie deel je niet alleen je dagelijks leven, maar ook wat je ten diepste drijft? Uit welke bron put je bij alles wat je doet? Dit soort vragen staan in de tekst van vandaag centraal. Het begint met een beschuldiging van de farizeeën: volgens hen spant Jezus met Satan samen. Onmogelijk, zegt Jezus: dan zou Satan tegen zichzelf gericht zijn. Hij gebruikt woorden die lijken op Psalm 1, over de rechtvaardige die als een boom langs het water staat en op tijd vrucht draagt. Hij is diep geworteld in Gods wet, en dat is zichtbaar in alles wat hij zegt en doet. Die wet voedt hem, geeft hem wijsheid en zorgt ervoor dat er geen ruimte in hem is voor kwade of nutteloze woorden, of zelfs voor demonen. En die wet verbindt hem met anderen die ook Gods wil willen doen – een band die zelfs sterker is dan familiebanden.
Vraag: Wie is voor u een moeder, vader, broer of zus, in de zin die Jezus in vers 49-50 bedoelt?