Dinsdag 17 maart
Bijbeltekst(en)
Matteüs 12
Jezus en de sabbat
Het verhaal van vandaag begint met iets schijnbaar onbenulligs: de leerlingen van Jezus lopen op sabbat door een korenveld, plukken daarbij wat aren en eten de korrels op. De farizeeën vinden dat ze daarmee iets doen dat op sabbat verboden is. Jezus’ reactie past op een ironische manier bij hun aanklacht: hij citeert uit de heilige boeken die zij dagelijks bestuderen. Natuurlijk kennen ze het verhaal over David en zijn metgezellen (1 Samuel 21:2-7), en natuurlijk kennen ze ook de uitzonderingen op de sabbatsregel voor de priesters (Leviticus 24:9), en de andere teksten die Jezus hier aanhaalt. Maar ze hebben er nooit aan gedacht om al die teksten met elkaar te verbinden. Het ontbreekt hun aan een kader voor hun tekstuitleg. Dat kader, zegt Jezus, vind je in 1 Samuel 15:22 en Hosea 6:6. In één woord: barmhartigheid. Matteüs sluit dit gedeelte af met een citaat uit Jesaja 42, over Gods dienaar. Hij onderstreept daarmee nog eens extra dat in de persoon van Jezus Gods barmhartigheid naar de mensen toe gekomen is.
Vraag: Is er een kader – een principe, een kernwoord – dat voor u steeds meespeelt als u in de Bijbel leest?