Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

8/21 - Vreemdelingen op aarde

Hoor mijn gebed, HEER, luister naar mijn hulpgeroep, wees niet doof voor mijn verdriet, want een vreemdeling ben ik, bij U te gast zoals ook mijn voorouders waren. - Psalm 39:13

Bijbeltekst(en)

Psalmen 39

1Voor de koorleider. Voor Jedutun. Een psalm van David.

2Ik had mij voorgehouden: Ik moet mij beheersen

en mijn tong voor zonde behoeden,

mijn mond met een muilband bedwingen

te midden van mensen zonder God of gebod.

3En ik zei dan ook niets, geen woord,

ik zweeg en vond geen verlichting,

ik voelde steeds heviger pijn.

4Het brandde in mijn binnenste,

bij mijn zuchten laaide een vuur op

en mijn tong begon te spreken:

5‘Geef mij weet van mijn einde, HEER,

van de maat van mijn levensdagen,

laat mij weten hoe vergankelijk ik ben.

6U maakte mijn dagen een handbreed lang,

mijn levensduur is niets in uw ogen,

niet meer dan lucht is het bestaan van een mens, sela

7niet meer dan een schaduw zijn levenspad,

niet meer dan lucht wat hij rusteloos najaagt,

hij vergaart en weet niet wie het toevalt.’

8Wat heb ik dan te verwachten, Heer?

Mijn hoop is alleen op U gevestigd.

9Bevrijd mij van al mijn zonden,

bespaar mij de hoon van dwazen.

10Ik zei niets, opende mijn mond niet,

want U was het die mij dit alles aandeed.

11Houd op mij nog langer te kwellen,

ik bezwijk onder de slagen van uw hand.

12U kastijdt de mens als straf voor zijn zonde,

U tast zijn schatten aan zoals een mot een kleed,

niet meer dan lucht is een mens. sela

13Hoor mijn gebed, HEER,

luister naar mijn hulpgeroep,

wees niet doof voor mijn verdriet,

want een vreemdeling ben ik, bij U te gast

zoals ook mijn voorouders waren.

14Wend uw straffende blik van mij af,

dan beleef ik nog vreugde

voordat ik heenga en niet meer ben.

Psalmen 39:1-14NBV21Open in de Bijbel

Hoe gedraag je je op een manier die past bij je geloof in God als alles en iedereen om je heen iets anders verkondigt?

De schrijver zwijgt terwijl zijn vijanden hem belachelijk maken. Voor hem is zwijgen de enige optie, omdat hij bang is dat hij opnieuw zal zondigen als hij spreekt of handelt. Zijn huidige ellende is veroorzaakt door zijn eerdere wangedrag (verzen 11-12). En hij wil er nu absoluut zeker van zijn dat hij geen nieuwe zonde aan zijn lijst toevoegt. Waarom? Omdat God hem misschien streng aanpakt, maar ook zijn enige hoop in het leven is (vers 7).

De auteur weet maar al te goed dat we als mensen vreemdelingen zijn op deze aarde. Hij benadrukt hoe kort en kwetsbaar ons leven is. En hij verwoordt de teleurstelling die we kunnen voelen als ons leven ellendig lijkt. Waar is onze hoop? Het antwoord is: bij God! We zijn voor een korte tijd Gods gasten op deze aarde, als vreemdelingen, net als de mensen die ons zijn voorgegaan (vers 12). Als mensen zijn we allemaal vreemdelingen en ontheemden, maar als gelovigen hoeven we de hoop niet te verliezen; we maken ook deel uit van Gods wereldwijde natie, die voor altijd zal blijven bestaan.

Voel jij je door je geloof in God weleens vervreemd van je omgeving? Kan deze psalm je helpen om hier op een goede manier mee om te gaan?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.23.0
Volg ons