Maar verlos ons van de boze - 9/10
Het kwaad in ons leven
Elk mens krijgt te maken met kwaad in zijn of haar leven. Kwaad dat je treft, kwaad dat je doet, zelfs als je probeert het juist niet te doen, kwaad dat we als mensheid doen, en waar we elkaar mee treffen. Met deze bede vragen we God of Hij ons daarvan wil verlossen.
Bijbeltekst(en)
Matteüs 6
‘Maar red ons van het kwaad’ is deel twee van de bede over de verzoeking of beproeving. De woorden sluiten direct aan bij het voorafgaande. Er is geen mens die ontkomt aan het kwaad in zijn of haar leven. De centrale vraag, waarop eigenlijk niemand een echt antwoord heeft, is: wat is het kwaad, en waarom bestaat het? Op die vraag is geen bevredigend antwoord te geven, maar het Onzevader dwingt ons wel na te denken over het kwaad in ons eigen leven.
Het kwaad kan in onszelf zitten, maar je kunt het ook buiten jezelf denken. Het kan te maken hebben met verkeerde keuzes die je maakt, verkeerde dingen die je doet, of het is iets wat je overkomt – al dan niet door toedoen van andere mensen. We leven allemaal in een wereld van goed en kwaad. Als we zelf geen moreel kwaad plegen (kan dat eigenlijk?), dan betekent dat niet dat we vrij zijn van het kwaad. Je zou kunnen zeggen dat het kwaad de verzamelnaam is voor alles wat tegenovergesteld is aan (goed) leven, het leven zoals God het bedoeld heeft.
In het Nieuwe Testament is er een sterkere scheiding tussen goed en kwaad dan in het Oude. Het kwaad is het domein van de duivel en de kwade machten, het goede hoort bij God. Bovendien gaat het bij kwaad in het Nieuwe Testament meestal over slechte dingen die je zelf doet of die een ander doet. Wat alle Bijbelteksten over dit thema verbindt, is dat God het goede wil voor de mens, en niet het kwaad. Het kwaad is er, het treft ons allemaal in meer of mindere mate, en het zit ook nog in ons. Maar het is niet de bedoeling. Aan het begin van de Bijbel lazen we hoe de mens zélf het paradijs achter zich laat door op te zoek te gaan naar de kennis van goed en kwaad. De wereld was goed, maar wordt een mengsel van goed en kwaad. En zo ervaren ook wij het leven.
Maar de Bijbel laat het er niet bij zitten. Uiteindelijk wil God dat het kwaad niet overwint, en wil Hij de mens redden van het kwaad. Hij wil dat we zelf vechten tegen het kwaad in ons leven, maar doet ook de belofte dat het ooit helemaal goed zal zijn. Zo eindigt de Bijbel in Openbaring 21 met het beeld van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waarin een stem zegt: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ (Openbaring 21:3-4).
We zoeken de weg terug naar het paradijs, de wereld waarin kwaad niet bestaat. De Bijbel is niet onrealistisch: het kwaad hoort bij de wereld zoals wij die nu kennen. Maar dat betekent niet dat je je erbij neer moet leggen. We hebben kennis van goed en kwaad, we weten dat de wereld niet kwaad bedoeld is. We kunnen, ondanks onze eigen beperkingen, toch ons best doen om zelf mensen van Gods nieuwe wereld te zijn. Want wij weten dat God het goede voor ons mensen wil. Hij heeft de wereld zo niet bedoeld, en wil uiteindelijk terug naar een wereld zonder kwaad. Dat verbindt alle Bijbelverhalen over het kwaad, en dat maakt de bede ‘red ons van het kwaad’ ook zo belangrijk.
Lees ook eens Efeziërs 6:10-17. Hoe kan deze tekst je helpen op momenten waarop het kwaad in je leven – in de vorm van verleiding, lijden of andere aanvechtingen – voelbaar is?