Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Onderhandeling

Bijbeltekst(en)

Genesis 18

16Toen de mannen weer verdergingen, lieten ze hun blik op Sodom rusten. Abraham liep met hen mee om hun uitgeleide te doen. 17De HEER dacht: Waarom zou Ik voor Abraham geheimhouden wat Ik van plan ben? 18Uit Abraham zal immers een groot en machtig volk voortkomen, en in hem zullen alle volken op aarde gezegend worden. 19Want Ik heb hem uitgekozen, hij moet zijn zonen en zijn verdere nakomelingen voorhouden de weg te volgen die Ik wijs, door rechtvaardig en goed te handelen. Alleen dan zal Ik verwezenlijken wat Ik Abraham heb toegezegd. 20Daarom zei de HEER: ‘Er zijn ernstige beschuldigingen geuit tegen Sodom en Gomorra, hun zonden zijn ongehoord groot. 21Ik zal ernaartoe gaan om te zien of de klachten die Ik over hen heb gehoord gegrond zijn en zij verwoesting over zich hebben afgeroepen. Dat wil Ik weten.’

22Toen gingen de mannen weg, naar Sodom, maar Abraham bleef voor de HEER staan. 23Abraham ging dichter naar Hem toe en vroeg: ‘Wilt U dan behalve de schuldigen ook de onschuldigen het leven benemen? 24Misschien dat er in die stad vijftig onschuldigen zijn. Zou U die dan ook uit het leven wegrukken en niet de hele stad vergeving schenken omwille van die vijftig onschuldige inwoners? 25Zoiets kunt U toch niet doen, hen samen met de schuldigen laten omkomen! Dan zouden schuldigen en onschuldigen over één kam worden geschoren. Dat kunt U toch niet doen! Hij die rechter is over de hele aarde moet toch rechtvaardig handelen?’ 26De HEER antwoordde: ‘Als Ik in Sodom vijftig onschuldigen aantref, zal Ik omwille van hen de hele stad vergeving schenken.’ 27Hierop zei Abraham: ‘Nu ik eenmaal zo vrij ben geweest de Heer aan te spreken, hoewel ik niets dan stof ben: 28stel dat er aan die vijftig onschuldigen vijf ontbreken, zou U dan toch vanwege die vijf de hele stad verwoesten?’ ‘Nee,’ antwoordde Hij, ‘Ik zal haar niet verwoesten als Ik er vijfenveertig aantref.’ 29Opnieuw sprak Abraham Hem aan: ‘En stel dat het er maar veertig zijn.’ ‘Dan zal Ik het niet doen omwille van die veertig.’ 30Toen zei hij: ‘Ik hoop dat U niet kwaad wordt, Heer, wanneer ik het waag door te gaan: stel dat het er maar dertig zijn.’ ‘Ik zal het niet doen als Ik er dertig aantref.’ 31Hierop zei hij: ‘Ik ben zo vrij de Heer opnieuw aan te spreken: stel dat het er maar twintig zijn.’ ‘Dan zal Ik de stad niet verwoesten omwille van die twintig.’ 32Abraham zei: ‘Ik hoop dat U niet kwaad wordt, Heer, wanneer ik het nog één keer waag iets te zeggen: stel dat het er maar tien zijn.’ ‘Dan zal Ik haar niet verwoesten omwille van die tien.’

33Zodra de HEER zijn gesprek met Abraham had beëindigd, ging Hij weg. En Abraham keerde terug naar de plaats waar hij woonde.

Genesis 18:16-33NBV21Open in de Bijbel

God laat aan Abraham weten dat Hij Sodom en Gomorra zal straffen, als ze inderdaad zo zondig zijn als Hij gehoord heeft. Vervolgens gaat Abraham met God in discussie – niet over de vraag of de inwoners van de twee steden straf verdienen, maar wel over de vraag of die straf op zo’n manier mag worden uitgevoerd dat daarbij ook onschuldige mensen omkomen.

Hoe het verhaal afloopt is bekend – blijkbaar waren er nog geen tien onschuldigen te vinden in beide steden.
De discussie tussen God en Abraham is zo uniek dat je bijna over een ander opmerkelijk stukje heen leest: Gods gedachten over Abraham. Hij heeft Abraham uitgekozen om alle volken op aarde te zegenen. Abraham moet aan zijn nakomelingen voorleven wat het betekent om rechtvaardig en goed te handelen. En dat doet hij in dit verhaal, juist door tegen God in te gaan en Hem te herinneren aan zijn rol als rechter over hele aarde. Verwachtte God die reactie? Stuurde Hij er misschien zelfs op aan? Dat laat de schrijver open.

Wat vind jij van de argumenten van Abraham? Zijn er zaken waarover jij met God in discussie zou willen gaan?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons