Wij, de sterken, moeten de zwakken in hun kwetsbaarheid helpen en niet ons eigen belang dienen. Laat ieder van ons zich richten op het belang van de ander, op wat goed en opbouwend voor hem is. Ook Christus zocht niet zijn eigen belang; integendeel, er staat geschreven: ‘De smaad van wie u smaadt, is op mij neergekomen.’ Alles wat vroeger is geschreven, is geschreven om ons te onderwijzen, opdat wij door te volharden en door troost te putten uit de Schriften zouden blijven hopen. Moge God, die ons doet volharden en ons troost geeft, u de eensgezindheid geven die Christus Jezus van ons vraagt. Dan zult u eendrachtig en eenstemmig lof brengen aan de God en Vader van onze Heer Jezus Christus.
Aanvaard elkaar daarom ter ere van God, zoals Christus u heeft aanvaard. Ik bedoel dit: Christus is een dienaar van de Joden geworden om hun te tonen dat God trouw is en om de beloften aan de aartsvaders te vervullen, maar hij is ook gekomen om de heidenen in staat te stellen God te loven om zijn barmhartigheid, zoals geschreven staat: ‘Daarom zal ik u prijzen onder de heidenen, psalmzingen ter ere van uw naam.’ En verder staat er: ‘Verheug u, heidenen, samen met zijn volk.’ En er staat ook: ‘Loof de Heer, alle heidenen; prijs hem, alle volken.’ En verder zegt Jesaja: ‘Isaï zal een telg voortbrengen: hij die komt om over de heidenen te heersen; op hem zullen zij hun hoop vestigen.’ Moge God, die ons hoop geeft, u in het geloof geheel en al vervullen met vreugde en vrede, zodat uw hoop overvloedig zal zijn door de kracht van de heilige Geest.
Reisplannen en groeten
Broeders en zusters, ikzelf ben ervan overtuigd dat u inderdaad niets dan het goede wilt en dat het u niet aan kennis ontbreekt, zodat u ook in staat bent om elkaar terecht te wijzen. Ik heb u hier en daar nogal vrijmoedig geschreven, maar alleen om u te herinneren aan wat u al weet. Ik doe dat vanwege de genade die God mij geschonken heeft: ik moet in volledige toewijding aan zijn evangelie een dienaar van Christus Jezus voor de heidenen zijn, zodat zij een God welgevallig offer kunnen worden, geheiligd door de heilige Geest. Dat ik trots kan zijn op mijn werk voor God, dank ik aan Christus Jezus. Ik zal over niets anders spreken dan wat Christus door mij tot stand brengt om de heidenen tot gehoorzaamheid te brengen: door wat ik zeg en doe, door zijn macht waarmee ik tekenen en wonderen verricht door de macht van Gods Geest. Zo heb ik vanuit Jeruzalem en helemaal tot aan Illyrië het evangelie van Christus verspreid, maar ik heb er een eer in gesteld het niet op plaatsen te verkondigen waar Christus al bekend was. Ik wilde niet op het fundament van een ander bouwen, want er staat geschreven: ‘Zij aan wie hij niet verkondigd is, zullen zien; zij die niet over hem hebben gehoord, zullen tot inzicht komen.’ Het is dan ook om deze reden dat het mij nog niet is gelukt u te bezoeken. Maar ik heb mijn taak in deze streken nu beëindigd; en omdat ik er zo naar verlang om na al die jaren naar u toe te komen, hoop ik dat te doen wanneer ik naar Spanje ga. Ik hoop u op weg daarheen te ontmoeten om mijn reis daarna met uw hulp voort te zetten, maar niet voordat ik enige tijd van uw gezelschap genoten heb. Nu sta ik echter op het punt naar Jeruzalem te gaan om de heiligen daar bijstand te verlenen, want Macedonië en Achaje hebben voor de armen onder hen een collecte gehouden. Ze hebben daartoe vrijwillig besloten, maar ze staan dan ook bij hen in de schuld. Immers, omdat de heidenen deel hebben gekregen aan wat de heiligen in Jeruzalem in geestelijk opzicht geschonken hebben, zijn ze ertoe verplicht hen bij te staan in materiële zaken. Nadat ik mij van deze taak gekweten heb, en de opbrengst van de collecte officieel aan hen heb overhandigd, zal ik u op doorreis naar Spanje bezoeken. En ik weet dat wanneer ik kom, ik met de volle zegen van Christus kom.
Broeders en zusters, in de naam van onze Heer Jezus Christus en met een beroep op de liefde van de Geest, vraag ik u dringend om samen met mij vurig tot God te bidden. Bid voor mij dat ik zal worden gered van de ongelovigen in Judea en dat mijn hulp door de heiligen in Jeruzalem zal worden gewaardeerd. Dan kan ik, indien God het wil, vol vreugde naar u toe komen om in uw gezelschap nieuwe kracht op te doen. De God van de vrede zij met u allen. Amen.