901Een gebed van Mozes, de godsman.
Heer, u bent ons een toevlucht geweest
van geslacht op geslacht.
2
Nog voor de bergen waren geboren,
voor u aarde en land had gebaard –
u bent, o God, van eeuwigheid tot eeuwigheid.
3
U doet de sterveling terugkeren tot stof
en zegt: ‘Keer terug, mensenkind.’
4
Duizend jaar zijn in uw ogen
als de dag van gisteren die voorbij is,
niet meer dan een wake in de nacht.
5
Ps. 37:2
103:15-16
Jes. 40:6-7
U vaagt ons weg als slaap
in de morgen, als opschietend gras
6dat ontkiemt in de morgen en opschiet,
en ’s avonds verwelkt en verdort.
7Wij komen om door uw toorn,
door uw woede bezwijken wij.
8U hebt onze zonden vóór u geleid,
onze geheimen onthuld in het licht van uw gelaat.
9Al onze dagen gaan heen door uw woede,
wij beëindigen onze jaren in een zucht.
10
Zeventig jaar duren onze dagen,
of tachtig als wij sterk zijn.
Het beste daarvan is moeite en leed,
het gaat snel voorbij en wij vliegen heen.
11Wie kent de kracht van uw toorn,
wie vreest oprecht uw woede?
12Leer ons zo onze dagen te tellen
dat wijsheid ons hart vervult.
13Keer u tot ons, HEER – hoe lang nog?
Ontferm u over uw dienaren.
14Vervul ons in de morgen met uw liefde,
laat ons van blijdschap juichen, al onze dagen.
15Geef ons vreugde, vergoed de dagen dat u ons kwelde,
de jaren dat wij ellende doorstonden.
16Toon uw daden aan uw dienaren,
maak uw glorie bekend aan hun kinderen.
17Laat ons uw genade zien, Heer, onze God.
Bevestig het werk van onze handen,
het werk van onze handen, bevestig dat.
911
Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont
en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende,
2
zegt91:2 zegt – Volgens de Septuaginta. MT: ‘ik zeg’. tegen de HEER: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting,
mijn God, op u vertrouw ik.’
3Hij bevrijdt je uit het net van de vogelvanger
en redt je van de dodelijke pest,
4
Ruth 2:12
hij zal je beschermen met zijn vleugels,
onder zijn wieken vind je een toevlucht,
zijn trouw is een veilig schild.
5De verschrikking van de nacht hoef je niet te vrezen,
ook de pijl niet die overdag op je afvliegt,
6noch de pest die rondwaart in het donker,
noch de plaag die toeslaat midden op de dag.
7Al vallen er duizend aan je linkerzijde
en tienduizend aan je rechterhand,
jou zal niets overkomen.
8Open je ogen en zie
hoe wie kwaad doen worden gestraft.
9U bent mijn toevlucht, HEER.
Als je mag wonen bij de Allerhoogste,
10
Spr. 12:21
zal het kwaad je niet bereiken,
geen plaag je tent ooit treffen.
11
Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen,
die over je waken waar je ook gaat.
12
Hun handen zullen je dragen,
je voet zul je niet stoten aan een steen.
13
Leeuw en adder zul je vertrappen,
roofdier en slang vermorzelen.
14
‘Ik zal bevrijden wie mij liefheeft
en beschermen wie met mijn naam vertrouwd is.
15
Roep je mij aan, ik geef antwoord,
in de nood zal ik bij je zijn,
je bevrijden en met roem overladen,
16
Spr. 10:27
je overvloed geven van dagen.
Ik zal je redding zijn.’
921Een psalm, een lied voor de sabbat.
2
Het is goed de HEER te loven,
uw naam te bezingen, Allerhoogste,
3in de morgen te getuigen van uw liefde
en in de nacht van uw trouw,
4bij de klank van de tiensnarige harp
en bij het ruisend spel op de lier.
5U verheugt mij, HEER, met uw daden,
ik juich om wat uw hand verricht.
6
Hoe groot zijn uw daden, HEER,
hoe peilloos diep uw gedachten.
7Het dringt tot de dommen niet door
en dwazen kunnen het niet vatten:
8
dat de wettelozen als onkruid gedijen
en de onrechtvaardigen bloeien
alleen om te worden verdelgd, voor altijd.
9U, HEER, bent eeuwig verheven,
10maar uw vijanden, HEER,
uw vijanden gaan te gronde
en wie onrecht doen, worden verstrooid.
11
Ps. 54:9
U geeft mij de kracht van een wilde stier,
met pure olie ben ik overgoten.
12Mijn oog ziet op mijn aanvallers neer,
mijn oor hoort de angstkreet van mijn belagers.
13De rechtvaardigen groeien op als een palm,
als een ceder van de Libanon rijzen zij omhoog.
14
Ze staan geplant in het huis van de HEER,
in de voorhoven van onze God groeien zij op.
15Zij dragen nog vrucht als ze oud zijn
en blijven krachtig en fris.
16
Zo getuigen zij dat de HEER recht doet,
mijn rots, in wie geen onrecht is.