1-4Geachte Theofilus,
Ik schrijf dit boek voor u. Zo kunt u zelf lezen dat het waar is wat ze u verteld hebben. Het boek gaat over Jezus, en over alles wat er met hem gebeurd is. We kennen de verhalen dankzij de mensen die erbij waren. Zij hebben het goede nieuws doorverteld.
Ik heb besloten om alle gebeurtenissen op te schrijven. Er zijn al eerder boeken geschreven over Jezus, maar ik heb alles precies uitgezocht. En ik begin bij het begin.
De geboorte van Johannes
Zacharias en Elisabet
5Toen Herodes koning was van Judea, was er een priester die Zacharias heette. Hij hoorde bij de priestergroep van Abia. Zijn vrouw heette Elisabet. Ook zij kwam uit een familie van priesters. 6Zacharias en Elisabet waren eerlijke mensen die zich heel precies hielden aan alle wetten van God. 7Ze waren al oud. En ze hadden geen kinderen, omdat Elisabet die niet kon krijgen.
Zacharias brengt een offer
8Op een keer was de priestergroep van Zacharias aan de beurt om in de tempel te werken. 9De priesters gingen met elkaar loten om te bepalen wie het offer moest brengen. Zo deden ze dat altijd. Het lot wees Zacharias aan, en hij ging de heilige zaal van de tempel binnen.
10Terwijl Zacharias het offer bracht, stonden er buiten veel mensen te bidden.
Zacharias krijgt een boodschap
11-12Opeens zag Zacharias een engel van de Heer. De engel stond aan de rechterkant van het altaar. Zacharias schrok en werd bang. 13Maar de engel zei: ‘Je hoeft niet bang te zijn, Zacharias. God heeft naar je gebed geluisterd. Je vrouw Elisabet zal een zoon krijgen. Je moet hem Johannes noemen. 14Je zult blij en gelukkig zijn, en zijn geboorte zal veel mensen blij maken. 15Want hij zal een belangrijke dienaar van God zijn. Daarom zal hij geen wijn of bier drinken. En al voor zijn geboorte zal de heilige Geest in hem zijn.
16Johannes zal ervoor zorgen dat veel Israëlieten God weer gaan gehoorzamen. 17En hij zal in alles wat hij doet en zegt, lijken op de profeet Elia. Johannes zal komen voordat de Heer komt. Hij zal zorgen dat ouders en kinderen weer goed met elkaar omgaan. En hij zal slechte mensen leren om goed te leven. Zo zal hij het volk van Israël klaarmaken voor de komst van de Heer.’
Zacharias kan niet meer praten
18Zacharias zei tegen de engel: ‘Hoe weet ik of dat waar is? Ik ben al oud, en mijn vrouw ook.’ 19Toen zei de engel: ‘Ik ben de engel Gabriël. Ik ben altijd dicht bij God. En nu heeft God mij gestuurd om je dit goede nieuws te vertellen. 20Maar jij gelooft niet wat ik je verteld heb. Daarom zul je niet meer kunnen praten tot de dag dat het gaat gebeuren.’
21Buiten stonden de mensen op Zacharias te wachten. Ze vonden dat hij heel lang in de tempel bleef. 22Eindelijk kwam Zacharias naar buiten. Maar hij kon niet meer praten. Hij kon alleen maar gebaren maken met zijn handen. Toen begrepen de mensen dat hij in de tempel iets bijzonders meegemaakt had.
Elisabet wordt zwanger
23Toen Zacharias klaar was met zijn werk in de tempel, ging hij naar huis. 24Kort daarna werd Elisabet zwanger. Vijf maanden lang bleef ze binnen. Ze zei: 25‘De mensen vonden mij niets waard omdat ik geen kinderen kon krijgen. Maar de Heer heeft ervoor gezorgd dat ik zwanger geworden ben. De Heer is goed voor mij!’
Maria krijgt een boodschap
26God stuurde de engel Gabriël naar Nazaret, een stad in Galilea. Elisabet was toen zes maanden zwanger. 27-28De engel ging naar Maria, een jonge vrouw die zou gaan trouwen met Jozef. Jozef kwam uit de familie van koning David.
De engel zei tegen Maria: ‘Ik groet je, Maria. God heeft jou uitgekozen. Hij zal bij je zijn.’ 29Maria schrok van de woorden van de engel. Ze vroeg zich af wat hij bedoelde.
30Toen zei de engel tegen Maria: ‘Je hoeft niet bang te zijn, Maria. God heeft je uitgekozen voor iets moois. 31Je zult zwanger worden en een zoon krijgen. Je moet hem Jezus noemen. 32-33Jezus zal heel belangrijk zijn, hij zal Zoon van de allerhoogste God genoemd worden. En God, de Heer, zal hem koning maken, net zoals zijn voorvader David dat was. Jezus zal voor altijd koning van Israël zijn. Aan zijn macht komt geen einde.’
Maria is verbaasd
34Maria zei tegen de engel: ‘Maar ik slaap nog niet met een man. Hoe kan ik dan zwanger worden?’ 35De engel antwoordde: ‘De heilige Geest zal bij je komen. En door de kracht van de allerhoogste God zul je zwanger worden. Daarom zal jouw kind bij God horen, en zal hij Zoon van God genoemd worden.
36Ook je familielid Elisabet krijgt een zoon. Iedereen dacht dat zij geen kinderen kon krijgen. Maar nu is ze al zes maanden zwanger, terwijl ze toch al oud is. 37Voor God is alles mogelijk!’ 38Maria zei: ‘Ik wil God dienen. Laat er met mij gebeuren wat u gezegd hebt.’
Toen ging de engel weg.
Maria gaat op bezoek bij Elisabet
39Maria ging snel op reis. Ze ging naar het bergland van Judea, naar de stad waar Zacharias en Elisabet woonden. 40Ze ging hun huis binnen en groette Elisabet.
41-42Toen Elisabet de stem van Maria hoorde, trappelde het kind in haar buik. De heilige Geest kwam in Elisabet, en zij riep naar Maria: ‘Jij bent gezegend, meer dan alle andere vrouwen! En ook het kind dat je krijgt, zal gezegend zijn!’
43Elisabet zei verder: ‘De moeder van de Heer is bij mij op bezoek. Wat een eer! 44Toen ik je stem hoorde, voelde ik het kind in mijn buik. Het trappelde van vreugde. 45Jij bent gezegend, Maria. Want jij geloofde dat God zou doen wat de engel je vertelde.’
Maria dankt God in een lied
46Toen zei Maria:
‘Ik geef alle eer aan God.
47Ik juich voor hem,
hij is mijn redder.
48Hij koos mij uit,
mij, een heel gewoon meisje.
Nu zal iedereen over mij zeggen:
‘Zij is gezegend.’
49Want God, die machtig is en heilig,
heeft iets geweldigs met mij gedaan.
50Aan mensen die naar hem luisteren,
geeft hij zijn liefde, nu en altijd.
51God heeft zijn kracht laten zien:
Trotse mensen jaagt hij weg,
52en koningen pakt hij hun macht af.
Maar gewone mensen maakt hij belangrijk.
53Arme mensen geeft hij veel,
maar rijke mensen krijgen niets.
54God is zijn liefde voor Israël niet vergeten.
Daarom helpt hij zijn volk.
55Dat had hij al beloofd aan onze voorouders,
aan Abraham en aan iedereen die na hem kwam.’
56Maria bleef drie maanden bij Elisabet. Daarna ging ze terug naar huis.
De geboorte van Johannes
57Toen kwam het moment dat Elisabets kind geboren werd. Ze kreeg een zoon. 58Haar buren en familie hoorden het nieuws. Ze waren blij en zeiden tegen elkaar: ‘Wat is God goed geweest voor Elisabet!’
59Een week later werd het kind besneden. De mensen die erbij waren, wilden hem Zacharias noemen. Want dat was de naam van zijn vader. 60Maar Elisabet zei: ‘Nee, hij moet Johannes heten.’
61De mensen zeiden: ‘Johannes? Maar zo heet niemand in jullie familie!’ 62Met gebaren vroegen ze aan Zacharias hoe hij het kind wilde noemen. 63Toen pakte Zacharias een schrijfbordje en schreef daarop: ‘Het kind heet Johannes.’ Iedereen was verbaasd. 64Meteen daarna kon Zacharias weer praten, en hij dankte God.
65Alle mensen die in de buurt woonden, waren diep onder de indruk. En in heel het bergland van Judea vertelden de mensen elkaar wat er gebeurd was. 66De mensen dachten: Hoe zal het verdergaan met dit kind? Want het was duidelijk dat God een bijzonder plan met hem had.
Zacharias dankt God in een lied
67Toen kwam de heilige Geest in Zacharias. Hij liet Zacharias het volgende zeggen:
68‘Alle eer aan de Heer, de God van Israël!
Hij is gekomen om zijn volk te bevrijden.
69Hij heeft ons een machtige redder gegeven,
uit de familie van koning David.
70-71Lang geleden heeft God al beloofd:
‘Ik zal jullie redden van je vijanden
en van iedereen die jullie haat.’
Dat hebben de profeten gezegd tegen onze voorouders.
72Zo toonde God aan hen zijn liefde,
hij is zijn heilige belofte niet vergeten.
73-75God beloofde aan Abraham, onze voorvader,
dat hij ons zou redden van onze vijanden.
Hij wil dat we hem trouw dienen, met heel ons hart,
zonder bang te zijn.
We mogen bij hem zijn, ons leven lang.
76En jij, Johannes, bent straks een profeet
van de allerhoogste God.
Want jij zult de weg klaarmaken,
zodat de Heer kan komen.
77Jij zult de mensen vertellen
dat ze gered kunnen worden.
Want God wil hun fouten vergeven.
78Omdat God zo veel van ons houdt,
zal hij het hemelse licht naar ons sturen.
79Dat licht zal schijnen op iedereen
die leeft in het donker,
in de schaduw van de dood.
Dat licht zal ons de weg wijzen naar vrede.’
80Johannes groeide op, en de heilige Geest maakte hem sterk. Hij leefde in de woestijn, totdat hij begon met de taak die God hem gegeven had.