Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Wat zijn demonen?

Het beeld van demonen in de godsdienst als geheel en in de Bijbel in het bijzonder is erg gecompliceerd. Tegenwoordig bedoelen we met een demon een kwade geest. Maar de betekenis van de term heeft een lange ontwikkeling doorlopen.

Verschillende denkbeelden

  • In de oudheid zag men demonen vaak als een soort lagere goden.
  • Het Oude Testament beschrijft demonen als bovennatuurlijke wezens die in eenzame gebieden rondzwerven.
  • In de tijd van het Nieuwe Testament werden demonen gezien als helpers van Satan.

Demonen in de Oudheid

In het Oude Nabije Oosten was het geloof in demonen een belangrijk onderdeel van het wereldbeeld. Geesten en demonen hadden invloed op het dagelijks leven van de mensen.

Ondergeschikt aan de goden

Geesten hoorden bij de wereld van het goddelijke, maar ze waren ondergeschikt aan de goden. De goden zorgden voor een bepaalde orde in de wereld. Ze konden ingrijpen door mensen te belonen of te straffen. Die beloning of straf lieten ze uitvoeren door de geesten. Geesten konden dus geluk (zegen) of ongeluk (vloek) over iemand brengen, afhankelijk van de beslissingen van de goden. Niet alleen beschermende geesten, die zegen en geluk brachten, hadden zo een plaats binnen de goddelijke orde, maar ook kwelgeesten, die ongeluk, ziekte en dood brachten.

Kwade geesten

Buiten de goddelijke orde heerste chaos. Dat was het domein van de demonen, de kwade geesten. Zij konden de wereld van orde binnendringen en mensen aanvallen. Soms met ziekte tot gevolg, zoals hoofdpijn, depressiviteit, epilepsie, invaliditeit en waanzin.

Om de kwade geesten te kunnen bestrijden, moest eerst hun identiteit worden vastgesteld. Bovendien moesten er tegenkrachten worden opgeroepen: goden of goede geesten die de kwade geesten konden verjagen. Als de kwade krachten waren opgewekt door de woede van een god, moest die god gekalmeerd worden. Dat alles kon gedaan worden via bezweringen en rituelen.

Demonen in het Oude Testament

In het Oude Testament wordt veelvuldig melding gemaakt van demonische wezens, maar hun ware identiteit en waar ze vandaan komen blijft onduidelijk. Meestal zijn het de gevaarlijke, bovennatuurlijke wezens die door afgelegen gebieden dwalen.

Geen uniforme vertegenwoordiging

Het Oude Testament kent niet één uniforme weergave van demonen en als gevolg daarvan is er in het Hebreeuws ook geen specifiek woord dat naar hen verwijst als een collectief. Het lijkt alsof de perceptie van demonen in het oude Israël steeds negatiever werd, maar de meningen verschillen over hoe dit zich precies heeft ontwikkeld.

Sommige exegeten gaan ervan uit dat mensen in een vroege periode geloofden dat demonen geesten waren die aan God toebehoorden. Soms werden ze door God naar mensen gestuurd om hen ongeluk te bezorgen. Pas later gingen mensen geloven dat alleen de goede geesten door God gezonden waren, en dat demonen boze geesten waren, onafhankelijk van God. Anderen denken dat het volk van het oude Israël altijd geloofde dat demonen onafhankelijke krachten van het kwaad waren.

Namen voor demonen

In het Oude Testament zijn er verschillende wezens die geclassificeerd kunnen worden als “demonen”. Het zijn vaak wezens die in gevaarlijke gebieden verblijven. Ze worden vaak afgebeeld als een combinatie van mens en dier. Voorbeelden zijn:

  • De demonen die in het Hebreeuws shedim worden genoemd: bloeddorstige wezens die kinderoffers eisen Psalm 106:37.
  • De woestijndemonen (ziyyim en iyyim in het Hebreeuws) die in ruïnes en in de woestijn leven en de vernietiging symboliseren Jesaja 13:21, Jesaja 34:14 en Jeremia 50:39.
  • De seirim (Jesaja 13:21): hun exacte identiteit is onzeker, maar ze werden mogelijk afgebeeld als harige demonen met enkele fysieke kenmerken van geiten (zoals “satyrs”). Ze zwerven door onherbergzame streken. Leviticus 17:7 en Kronieken 11:15 laten zien dat de mensen hen (illegaal) aanbaden.
  • De nachtdemon Lilith, die verantwoordelijk was voor ziekte en natuurrampen. Ze wordt waarschijnlijk afgebeeld als een vogel in Jesaja 34:12.

Demonen gezonden door God

In het Oude Testament zijn er ook demonen die door God gezonden zijn om mensen ongeluk te brengen. In 1 Samuël 16:14 stuurt God een boze geest naar Saul, die ervoor zorgt dat Saul verteerd wordt door jaloezie. In Exodus 12:23 stuurt God een “Engel des Doods” naar Egypte om alle eerstgeborenen te doden. Deze “Engel” kan ook gezien worden als een boze geest.

Demonen in het Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament worden demonen gezien als helpers van Satan, die ziekte en onheil veroorzaken.

Vanaf de hellenistische tijd gingen bepaalde stromingen in het Jodendom demonen zien als kwade geesten die ondergeschikt waren aan Satan. In Satans opdracht brachten ze onheil over de mensen. Tegenover Satan en zijn demonen stonden God en zijn engelen. Uiteindelijk zouden de demonen, in de laatste strijd tussen God en Satan, voor altijd door God verslagen worden. Deze voorstelling zien we ook terug in het Nieuwe Testament.

In de synoptische evangeliën worden allerlei aandoeningen zoals waanzin (Matteüs 8:28), epilepsie (Lucas 9:39), blindheid (Matteüs 12:22) en doofheid (Marcus 9:25) toegeschreven aan demonen. Toch werden niet alle ziekten op deze manier verklaard, en sommigen aandoeningen zag men de ene keer als ziekte, en de andere keer als bezetenheid.
Het uitdrijven van demonen was een belangrijk onderdeel van Jezus’ werk op aarde. Zijn macht over de demonen is een bewijs van het nieuwe koninkrijk dat met hem begint (zie bijvoorbeeld Matteüs 12:25-29). Door de demonen te onderwerpen laat Jezus zien dat hij machtiger is dan Satan, en dat hij hem uiteindelijk zal overwinnen. Jezus gaf de macht over demonen door aan zijn leerlingen (zie onder andere Marcus 3:13-19). Ook andere gelovigen konden demonen uitdrijven (zie bijvoorbeeld Handelingen 8:5-8).

Demonen in andere nieuwtestamentische teksten

Op andere plaatsen in het Nieuwe Testament ligt de nadruk meer op demonen als morele en geestelijke tegenstanders van de gelovigen. Demonen proberen gelovigen te laten afdwalen van hun geloof en te verleiden tot verkeerd gedrag (1 Timoteüs 4:1).

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons