Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

07 - Vasten

Verdiep je in de bergrede

INLEIDING

In Matteüs 6:1-18 noemt Jezus drie concrete dingen die horen bij het godsdienstig leven van zijn leerlingen: geld geven aan de armen (6:1-4), bidden (6:5-15) en vasten (6:16-18). In het gedeelte van vandaag zegt Jezus hoe de leerlingen wel én niet moeten vasten.

UITLEG MATTEÜS 6:16-18

Vasten in het Oude Testament

In de wereld van de Bijbel was vasten een bekend religieus gebruik. In het Oude Testament komen we dit gebruik ook tegen. Als je de verschillende bijbelteksten over vasten naast elkaar legt, wordt gelijk duidelijk dat vasten verschillende betekenissen en vormen kan hebben. Wel gaat het qua vorm in alle gevallen om het zich onthouden van voedsel. Er werd bijvoorbeeld gevast om het eigen en persoonlijke gebed te versterken (Daniël 9:3; Psalm 35:13), als teken van rouw (2 Samuel 1:12; 3:35) en als teken van verootmoediging of hulpvraag aan God (Ezra 8:21). Ook kon er individueel of als collectief gevast worden. Het meeste vasten gebeurde vrijwillig en was individueel. Toch was er ook een aantal momenten bij waarop er een collectief vasten plaatsvond, bijvoorbeeld op de Grote Verzoendag (Leviticus 16:29-31). Met name in de periode na de ballingschap kwamen er steeds meer jaarlijkse bijeenkomsten waarop gevast werd. Het boek Zacharia noemt vier vastendagen (Zacharia 8:19). Afhankelijk waar vasten voor werd ingezet, ging het soms gepaard met speciale kleding of rituelen (zie bijvoorbeeld Nehemia 9:1).

Vasten staat niet op zichzelf

In Jesaja 58 komen we wellicht een van de uitgebreidste passages in het Oude Testament tegen als het gaat over vasten. De profeet Jesaja levert hier felle kritiek op hoe het volk vast. Hij benoemt eerst het goede verlangen dat hij ziet: een volk dat God zoekt, dat naar Gods nabijheid verlangt (vers 2). Maar blijkbaar is het niet genoeg om alleen goede verlangens en intenties te hebben, maar gaat het er ook om hoe het volk leeft: dat is de reden waarom er geen reactie van God komt op dit vasten (verzen 3-4). Terwijl het volk namelijk aan de ene kant vast en zich onthoudt, houden ze er aan de andere kant een levenswandel op na die ver weg staat van wat met verootmoediging te maken heeft (vers 5). Vervolgens legt Jesaja dan uit wat voor God dan wel een goede vorm van vasten is (verzen 6-7):

‘Is dit niet het vasten dat ik verkies:

misdadige ketenen losmaken,

de banden van het juk ontbinden,

de verdrukten bevrijden,

en ieder juk breken?

Is het niet: je brood delen met de hongerige,

onderdak bieden aan armen zonder huis,

iemand kleden die naakt rondloopt,

je bekommeren om je medemensen?’

Voor Jesaja staat vasten dus niet op zichzelf, als losse religieuze activiteit, maar hangt het nauw samen met hoe je leeft. Jesaja zegt als het ware dat als je vast omdat je je nederig voor God wilt opstellen, je ook in de rest van je leven moet laten zien dat je je daar nederig wilt opstellen. Dat je niet je eigen eer en belangen centraal zet, maar God.

Hoe wel én niet te vasten

De kritiek die Jezus in Matteüs levert, lijkt op de kritiek van Jesaja. Nadat Jezus heeft uitgelegd hoe zijn leerlingen op een goede manier aalmoezen moeten geven (6:2-4) en moeten bidden (6:5-15), legt Hij nu uit hoe ze op een goede manier moeten vasten. Net als bij de andere twee stukken maakt Jezus ook hier gebruik van een scherpe, karikaturale tegenstelling tussen de huichelaars en de leerlingen om een punt duidelijk te maken (zie ook de kadertekst in bijbelstudie 5).

Opnieuw moeten de leerlingen voorkomen dat ze de mensen als publiek kiezen: ‘de huichelaar’ zet namelijk een somber gezicht op, juist zodat hij bij de mensen opvalt. Dit sombere gezicht drukt uit dat iemand het allemaal wel heel serieus neemt met vasten en duidelijk laat merken dat het een zware last is. Het is allemaal vooral heel ernstig. En zoals 6:17-18 duidelijk maakt, werd dit waarschijnlijk zichtbaar gemaakt door het hoofd en het gezicht niet of nauwelijks te verzorgen. Het hoofd met olie inwrijven was vermoedelijk iets dat bij de dagelijkse verzorging hoorde (2 Samuel 14:2), net zoals je je gezicht waste voordat je ging eten (Genesis 43:31). De huichelaar zet volgens Jezus dus een somber, onverzorgd gezicht op ‘om iedereen te laten zien dat ze aan het vasten zijn’. In het Grieks heb je hier een woordspeling die laat zien dat de vergelijking een ironische ondertoon heeft: de huichelaar maakt zichzelf onherkenbaar, juist om herkend te worden. Aan de buitenkant zie je dus eigenlijk al precies waar ze aan de binnenkant mee bezig zijn: met zichzelf en niet met God. Vandaar dat Jezus dan ook zegt dat zij hun loon al ontvangen hebben als de mensen dit zien, want de mensen zijn het publiek waar deze huichelaars het vasten ten diepste voor doen.

Deze manier van vasten staat volgens Jezus haaks op hoe de leerlingen moeten vasten. De leerlingen moeten namelijk als zij vasten hun hoofd met olie inwrijven en hun gezicht wassen. Zoals we lazen, wassen mensen in die tijd hun gezicht voor ze gingen eten, dus de leerlingen moeten voor de buitenwereld gewoon doorgaan met de dagelijkse gang van zaken, hoewel ze zich dan onthouden van eten. Aan de buitenkant zie je dus niet direct waar ze vanbinnen – in het verborgene – mee bezig zijn. En juist dat is volgens Jezus het geheim van zijn leerlingen: aan de buitenkant lijk je weinig te zien, maar vanbinnen gebeurt er meer. Net als bij het geld geven aan de armen (6:1-4) en het bidden (6:5-15), benadrukt Jezus ook hier weer dat God zelf ook in het verborgene aanwezig is. Hij belooft hun dan ook dat God hen ervoor zal belonen.

VRAGEN

  1. 1.In Jesaja 58:1-7 vertelt Jesaja wat er verkeerd gaat onder het volk en hoe God wil dat er gevast wordt. In de verzen 8-12 vertelt Jesaja vervolgens wat er gebeurt als het volk wel op de goede manier vast. Lees deze verzen door en schrijf in je eigen woorden op hoe God reageert als er gevast wordt zoals Hij wil.
  2. 2.We lazen eerder al dat Jezus in de woestijn vastte. Lees Matteüs 4:1-11 nog eens door en schrijf op wat je kunt leren van Jezus’ vastenervaring.
  3. 3.Wat zou voor jou een persoonlijke motivatie kunnen zijn om te vasten?

De woorden, zinnen en structuur van 6:2-4; 6:5-6 en 6:16-18 komen sterk overeen. Als het allemaal direct achter elkaar zou staan, zou het een mooie eenheid vormen. Alleen staat 6:7-15 er nu tussen en wordt deze eenheid, dit patroon, doorbroken. Dit is bijbelwetenschappers ook opgevallen, en zij hebben onderzocht wat hier een goede verklaring voor is. Deze verzen geven een duidelijke illustratie dat Matteüs de Bergrede heeft samengesteld uit verschillende bronnen (zie ook de kadertekst ‘De Bergrede en de Veldrede’ in bijbelstudie 14). Waarschijnlijk had Matteüs een geschreven bron voorhanden waarin de drie delen 6:2-4; 6:5-6 en 6:16-18 bij elkaar stonden. Maar Matteüs wilde vermoedelijk graag het gebed extra onderstrepen, als belangrijkste onderdeel van het religieuze leven van Jezus’ leerlingen. Vandaar dat hij Jezus’ instructie over het Onzevader (6:7-13) en de opmerking over vergeving (6:14-15) ertussen heeft geplaatst. Zo krijgt dus binnen de driedeling ‘geld geven – bidden – vasten’ het gebed nog een andere driedeling over specifiek ‘bidden’: hoe wel en niet te bidden (6:5-6), het Onzevader (6:7-13) en een opmerking over vergeven (6:14-15; zie ook Opbouw van de Bergrede). Centraal in het religieuze leven van de leerlingen van Jezus komt daarmee het Onzevader dus te staan. De afstemming tussen hemel en aarde is waar het ten diepste over gaat, niet alleen in dit gebed, maar ook in het leven van Jezus’ leerlingen.

MEER LEZEN?

Op debijbel.nl vind je nog meer achtergrondinformatie bij onderwerpen uit deze bijbelstudie, bijvoorbeeld: vasten in het Oude en Nieuwe Testament, Jesaja en Jezus in de woestijn.

Bijbelstudie voor kringen 7: Vasten

Om te beginnen

Je zou kunnen zeggen dat Matteüs 5:21-48 gaat over het doen van goede acties en daden (het ‘wat’), en dat Matteüs 6:1-18 gaat over met welke intenties en houding je deze dingen doet (het ‘hoe’). Deze twee horen voor Jezus bij elkaar: het goede moet op een goede manier gedaan worden. Het goede doen alleen is niet genoeg. Bespreek eens met elkaar wat jij makkelijker vindt: goede dingen doen of bezig zijn met waarom je goede dingen doet? Waar ligt voor jou de uitdaging?

Gespreksvragen

  • Wat is je het meest bijgebleven van deze bijbelstudie? Welk woord, beeld of gevoel staat je nog voor de geest?
  • Wat neem je mee? Wat roept vragen of weerstand op?
  • Wat zijn jouw eigen ervaringen met vasten?
  • Lees met elkaar Jesaja 58:1-12. Bespreek met elkaar wat God voor ogen heeft als het om ‘vasten’ gaat.
  • We zijn op de helft van de bijbelstudies. Bespreek met elkaar hoe je de reis tot nu toe ervaart en wat je nodig hebt om het tot een goed en bevredigend einde te brengen.

Opdracht voor thuis

De vorm van ‘vasten’ in de Bijbel is vooral het zich onthouden van eten. Tegenwoordig vasten mensen ook op andere manieren: een periode geen social media, geen suiker, geen kleding kopen et cetera. Vast de komende tijd eens een of meerdere dagen op de manier zoals Jezus die voorschrijft (in het verborgene, niet zichtbaar voor de buitenwereld).

Gerelateerde Bijbelgedeelten

Haal het meeste uit debijbel.nl

Word BIJBEL+ gebruiker en ontvang een Bijbel naar keuze en direct toegang tot:

  • Meer dan 20 Bijbelvertalingen (waaronder bronteksten)
  • Extra achtergrondinformatie
  • Studieaantekeningen

Als BIJBEL+ gebruiker steun je het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap om wereldwijd mensen te bereiken met de Bijbel.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons