Context en aantekeningen bij Marcus 13:14-27
Hier vind je informatie over de context van Marcus 13:14-27 en aantekeningen bij de tekst.
Het Evangelie van Marcus als geheel
Meer over de opbouw, stijl, centrale thema's en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Marcus vind je in deze Inleiding op het Evangelie volgens Marcus
Titel en proloog | |
Eerste deel: | |
Tweede deel: | |
Latere toevoeging met een afsluitende reeks verschijningen |
Plek van deze passage in het geheel
Marcus 13:14-27 vormt de afronding van het midden van het tweede hoofddeel van het Evangelie volgens Marcus. Dit midden omvat Marcus 11-13. In deze hoofdstukken speelt de tempel in Jeruzalem een centrale rol. In hoofdstuk 11
Hoofdstuk 13 begint dan met Jezus’ leerlingen die hun bewondering voor de tempelgebouwen uitspreken, waarop Jezus reageert met de opmerking dat geen steen van die gebouwen op de andere zal blijven. Jezus’ meest nabije leerlingen, Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes, vragen als ze met Jezus alleen zijn wanneer dat dan gaat gebeuren. Hierop volgt in hoofdstuk 13 een rede van Jezus, die wel de ‘rede van de laatste dingen’ genoemd wordt.
Onze passage maakt onderdeel uit van die rede. In het gedeelte ervoor (13:5-13) geeft Jezus aan hoe zijn volgelingen onderdrukt zullen worden in de periode voor het einde. In de passage erna (13:28-33) verzekert Jezus, onder andere aan de hand van het voorbeeld van de uitlopende vijgenboom, dat het einde snel zal komen, maar dat niemand behalve God weet wanneer. Daarom is het belangrijk waakzaam te zijn.
Het Evangelie volgens Marcus vervolgt vanaf hoofdstuk 14
Eigen accenten Marcus, in vergelijking met Matteüs
Deze passage komt ook voor bij de andere synoptische evangeliën, namelijk in Matteüs 24:15-31 en Lucas 21:20-28, waarbij Marcus, Matteüs en Lucas elk eigen accenten leggen.
- Ten opzichte van Marcus is Matteüs iets uitgebreider en Lucas juist beknopter. De oproep tot waakzaamheid vinden we bij Lucas in Lucas 17:22-37.
- Matteüs verwijst voor de ‘verwoestende gruwel’ expliciet naar de profeet Daniël. Lucas spreekt niet over de ‘verwoestende gruwel’ maar over de ‘verwoesting’ van Jeruzalem.
Aantekeningen
Bij vers 14-23: Deze passage gaat over de tweede fase van de eindtijd na de periode van wereldwijde oorlog en vervolging (vers 5-12). Jezus vertelt nu over gebeurtenissen in Judea en Jeruzalem en geeft aanwijzingen voor het handelen.
Bij vers 14a:
- lezer begrijp dit goed: dit is de enige keer in dit evangelie dat de lezer direct wordt aangesproken. De evangelist onderstreept ten bate van degene die het evangelie (voor)leest de actualiteit van wat Jezus zegt. Dit appel op de lezer past bij de in dit hoofdstuk herhaalde oproep om waakzaam te zijn (zie bijv. vs. 5, 23, 33 en 37).
- verwoestende gruwel: deze raadselachtige verwijzing is een toespeling op Daniël 9:27 (vgl. Dan. 11:31; 12:11). Volgens een gangbare uitleg verwijst deze uitdrukking in Daniël naar een altaar ter ere van de Griekse god Zeus, dat ten tijde van Antiochus Epifanes (175-164 v. Chr.) in de tempel te Jeruzalem werd opgericht. In Marcus wijst de verwoestende gruwel waarschijnlijk naar de (verwachte of al voltooide) verwoesting en ontheiliging van de tempel door de Romeinen (in 70 n. Chr.). Dit was een traumatische gebeurtenis voor de Joden en werd concreet ervaren als een tijd van verdrukking en rampspoed. Onder uitleggers bestaat discussie in hoeverre Marcus kennis had van de verwoesting van de tempel. Flavius Josephus
beschrijft dat de tempel door brand verwoest werd; volgens hem gebeurde dat menselijk gezien per ongeluk, maar was het in feite een goddelijk oordeel. In 70 na Christus is er geen heidens altaar of afgodsbeeld in de tempel opgericht. Hedendaagse toepassingen van deze passage variëren. Sommige christenen zien het als een profetie die al is vervuld, terwijl anderen het zien als een toekomstige gebeurtenis die nog moet plaatsvinden, mogelijk in relatie tot het einde der tijden.
Bij vers 14b-16
- Er moet onmiddellijk en zonder aarzelen gehandeld moet worden (vgl. Luc. 17:30-32, waar de vergelijking gemaakt wordt met de spoed die geboden was bij de ondergang van Sodom en Gomorra, zie Gen. 19:17 en 26). Een mogelijke verklaring is dat de ontheiliging van de tempel Gods oordeel oproept en de volgelingen van Jezus zich daarom zonder aarzelen in veiligheid moeten brengen voor de rampspoed die zal komen.
Bij vers 17-18:
- In deze verzen wordt de zwaarte van de verdrukking aangeduid. Het is sowieso al zwaar om op de vlucht te zijn, laat staan voor zwangeren of zuigelingen of wanneer de wegen vanwege de winterregens onbegaanbaar kunnen worden.
Bij vers 19:
- verdrukking: in Marcus 13:19 en 13:24 vertaalt de NBV21 het Griekse woord thlipsis met ‘verdrukking’ (NBV 2004: ‘verschrikkingen’) om de vertaling goed af te stemmen met Daniël 12:1 (‘Het zal een tijd van verdrukking zijn’), waar Marcus 13:19 naar verwijst. (Overigens staat in de eerste drukken van de NBV21 ‘grote verdrukking’, maar dat is inmiddels geschrapt, cf. deze toelichting
, omdat ‘grote’ niet in het Grieks staat.) Uit historische verslagen weten we dat het beleg en de inname van Jeruzalem in 70 na Christus, nog los van de verwoesting van de tempel, met vele gruwelijkheden (zoals hongersnood en moordpartijen) gepaard ging. Sommige uitleggers menen dat de tekst hiernaar verwijst, andere dat dit een voorbeeld is van de verschrikkingen die in de eindtijd zullen plaatsvinden.
Bij vers 20:
- heeft Hij die tijd verkort: Gods barmhartigheid duurt voort, zelfs terwijl het oordeel in volle gang is. Als God de komende rampspoed namelijk te lang zou laten voortduren, zouden ook degenen die Hem trouw blijven ten onder gaan.
- uitverkorenen: ‘uitverkiezing’ wordt in het Oude Testament met betrekking tot het volk Israël gebruikt om uitdrukking te geven aan zowel de bijzondere status als de roeping van het volk om in de wereld als volk van God te leven en van Hem te getuigen (zie bijv. Deut. 7:6-7). In de Dode Zeerollen zijn de uitverkorenen de groep in Israël die God trouw blijft in de eindtijd. In het Nieuwe Testament geldt in de eerste plaats Jezus als Gods uitverkorene (zie Luc. 23:35; 1 Petr. 2:4). In de brieven wordt deze uitverkiezing betrokken op de christenen (zie bijv. Rom. 8:33; 1 Tes. 1:4; 1 Petr. 2:9; 2 Joh. 1:13).
Bron: Studiebijbel in Perspectief
Bij vers 21:
- messias: in het Grieks staat hier ho christos. In De Nieuwe Bijbelvertaling is dat vertaald met ‘de messias’. In deze vertaling komt duidelijk naar voren dat deze titel geworteld is in Joodse verwachtingen van een persoon die van God de volmacht heeft ontvangen om een centrale rol te spelen in de eindtijd.
Bij vers 22:
- valse messiassen en valse profeten: in de eerste eeuw verscheen er inderdaad een groot aantal valse messiassen. Uit dit vers spreekt het bewustzijn dat tijden van nood, waarin het geloof van de mensen sterk op de proef wordt gesteld, bijzonder gunstig zijn voor het opkomen van valse profeten en valse messiassen (vgl. Mat. 7:15, 22; 2 Petr. 2:1; 1 Joh. 4:1). Ook in het Oude Testament wordt gewaarschuwd voor valse profeten (Jer. 5:31; 6:13-14; 23:13-17; Ezech. 13:1-16).
- tekenen en wonderen: handelingen van een profeet die aantonen dat hij door God is gezonden.
Bron: Het Nieuwe Testament met Joodse Toelichtingen, aangepast
Bron: Studiebijbel in Perspectief, aangepast
Bij vers 24-27: Deze passage beschrijft de redding van de uitverkorenen na de periode van verdrukking.
Bij vers 24-25:
- Deze zin bestaat uit een combinatie van verschillende teksten: Jes. 13:10; 34:4; Ezech. 32:7-8; Joël 2:10; 3:4; 4:15. Deze kosmische fenomenen zullen volgens veel Joodse teksten te zien zijn als God uiteindelijk tussenbeide komt.
Bron: Het Nieuwe Testament met Joodse Toelichtingen
Bij vers 26:
- Mensenzoon: in de meeste evangelieteksten is ‘de Mensenzoon’ een titel, en niet ‘gewoon’ een mensenkind. De achtergrond van deze titel ligt in de joodse apocalyptiek. In Daniël 7:13-14 treedt een gestalte op ‘die eruitzag als een mens’. Hij ontvangt aan het eind van de tijd uit Gods hand het eeuwige koningschap, waarna het oordeel plaatsvindt. . Bij Marcus wordt de verwachting rond de messias (een Davidische koning die met Gods hulp de vijanden zou verdrijven) bijgesteld met het beeld van de Mensenzoon. Net zoals in Daniël ‘iemand die eruitzag als een mens’ verbonden is met ‘het volk van de heiligen van de Allerhoogste’, zo is de weg van de Mensenzoon door lijden tot luister verbonden met de weg van zijn volgelingen.
Bij vers 27:
- Vergelijk de menigte uit verschillende volken en windrichtingen die beschreven wordt in Marcus 3:7-12. Jesaja 2:1-4 voorzegt het bijeenzamelen van Israël en de toestroom van de volken naar Jeruzalem; in deze verzen voltooit dat proces zich rond Jezus in plaats van rond Jeruzalem. Niemand van de uitverkorenen wordt vergeten.
Bron: Het Nieuwe Testament met Joodse Toelichtingen, aangepast
Achtergrondinformatie
Toelichting bij kernwoorden en begrippen
De achtergronden en ontwikkelingen in de eindtijdverwachtingen, ook wel apocalyptiek en eschatologie genoemd, worden besproken in onderstaande artikelen:
Overige achtergronden:
- Wie was Flavius Josephus?
- De Joodse Oorlog
- Munt geslagen om Vespasianus te eren na de verovering van Jeruzalem
- De koning in het Nieuwe Testament
- Wat betekent 'Mensenzoon'?
- Wat betekent 'messias'?
- Wat zijn engelen?
- Wat zijn engelen in het Nieuwe Testament?
- Wat betekent uitverkiezing in de Bijbel?
- Wat is een mantel?
- Wat betekent 'amen'?
- Wat is een gebed?
- Het koninkrijk van God in de evangeliën
Verdieping bij thema’s
Ga op deze pagina naar:
het Evangelie van Marcus als geheel de plek van deze passage in dit geheel de eigen accenten van Marcus in vergelijking met Matteüs en Lucas aantekeningen bij de verzen achtergrondinformatie bij kernwoorden en begrippen