Het koninkrijk van God in de evangeliën
Marcus
Marcus
Marcus, het oudste evangelie, valt met de deur in huis. De volwassen Jezus laat zich door Johannes dopen, en direct daarna klinken de eerste woorden uit de mond van Jezus:
‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij.’ (Marcus 1:15)
Marcus benadrukt herhaaldelijk dat die tijd nabij is. Zo zegt Jezus:
‘Ik verzeker jullie: sommigen die hier aanwezig zijn zullen niet sterven voordat ze de komst van het koninkrijk van God in al zijn kracht hebben meegemaakt.’ (Marcus 9:1)
Matteüs
In het evangelie volgens Matteüs zijn vergelijkbare uitspraken te vinden als in Marcus. In plaats van ‘koninkrijk van God’ gebruikt Matteüs in zijn evangelie vaak ‘koninkrijk van de hemel’, net zoals de rabbijnse traditie. Waarschijnlijk werden beide termen gebruikt in de kerk, maar was de laatste in de (joodschristelijke) gemeente van Matteüs gewoner. Er lijkt geen groot verschil in betekenis te zijn.
Lucas
Het evangelie volgens Lucas is geschreven door iemand met een Grieks-hellenistische achtergrond. In dit boek wordt de apocalyptische verwachting van het koninkrijk van God naar de achtergrond geschoven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de volgende tekst:
‘De komst van het koninkrijk van God laat zich niet aanwijzen, en men kan niet zeggen: “Kijk, hier is het!” of: “Daar is het!” Maar weet wel: het koninkrijk van God ligt binnen uw bereik.’ (Lucas 17:20-21)
Johannes
De evangelist Johannes had een heel eigen visie op de prediking en betekenis van Jezus. Hij spreekt met geen woord over de nabijheid van het koninkrijk van God. Tweemaal komt de term voor, beide malen in het gesprek tussen Jezus en Nikodemus. Beide uitspraken onderstrepen dat het koninkrijk al aanwezig is. Het is te zien en men kan er binnengaan:
‘Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien.’ (Johannes 3:3)
‘Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest.’ (Johannes 3:5)