Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Wat betekent de messias?

Messias is afgeleid van het Hebreeuwse woord masjiach. Het betekent gezalfde, en het wordt in het Nederlands weergegeven als ‘messias’. De Griekse weergave van 'messias' is christos, in het Nederlands bekend als Christus. In het Nieuwe Testament krijgt Jezus deze titel. In de vroegchristelijke gemeentes werd Christus ook als eigennaam van Jezus gebruikt, en dat gebeurt nog steeds.

Verwachting van de messias

In de tijd van Jezus werd er door joodse mensen wel gehoopt op een messias. Hij zou een einde maken aan de Romeinse overheersing en van Israël weer een koninkrijk maken. De leerlingen van Jezus en het volk dachten dat Jezus misschien deze messias was. Twee gebeurtenissen kunnen daarbij een belangrijke rol gespeeld hebben:

  • de intocht in Jeruzalem
  • de reiniging van de tempel

Uiteindelijk voldoet Jezus niet aan de bestaande joodse verwachtingen over de messias. Maar zijn volgelingen blijven geloven dat hij de messias is.

Erkenning van Jezus als Messias

De overtuiging dat Jezus de messias was, is waarschijnlijk snel na zijn leven verspreid geraakt. Het geloof in zijn opstanding was daar de oorzaak van. Het leven en sterven van Jezus, en zijn opstanding, werd gezien als een vervulling van oude verwachtingen. En vanuit dat geloof werd heel het leven en werk van Jezus als messiaans bestempeld.

Christus als eigennaam

De titel van messias (in het Grieks christos) verwijst zo sterk naar de persoon van Jezus, dat Christus een algemene manier wordt om Jezus aan te duiden. De oorspronkelijke inhoud van de functie verschuift daarbij naar de achtergrond.

Christus en christenen

Het van Christus afgeleide ‘christenen’ wordt een aanduiding voor de navolgers van Jezus. Volgens het boek Handelingen wordt deze naam voor het eerst gebruikt halverwege de eerste eeuw na Christus.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons