Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Context en aantekeningen bij Lucas 2:1-21

Hier vind je informatie over de context van Lucas 2:1-21 en aantekeningen bij de tekst.

Het Evangelie volgens Lucas als geheel

Meer over de opbouw, stijl, centrale thema's en andere achtergrond bij het Evangelie volgens Lucas vind je in deze Inleiding op het Evangelie volgens Lucas. Dit evangelie is opgebouwd in vier hoofdgedeeltes:

1:1-2:52

Jezus’ geboorte en kinderjaren

3:1-9:50

Jezus’ optreden in Galilea

9:51-19:28 

Jezus’ reis naar Jeruzalem

19:29-24:53 

Jezus in Jeruzalem

hand-swipe-horizontalSwipe om alle gegevens te zien

Lucas schreef volgens veel uitleggers tegen het einde van de eerste eeuw, in de periode dat de verwoesting van Jeruzalem nog nadreunde en tot grote spanningen leidde in en rond Joodse gemeenschappen. Hij wil met Lucas-Handelingen uitleggen dat Jezus Christus de vervulling is van Gods belofte aan Israël, maar ook hoe het komt dat de meeste Joden Hem niet hebben aanvaard en het evangelie juist veel niet-Joodse aanhangers in de hele wereld heeft gekregen. Lucas’ werkwijze is dat hij zijn verhaal vormgeeft rond hem bekende overleveringen, maar daar een eigen ordening aan geeft. Het doel is om de boodschap van het evangelie te versterken (zie Lucas 1:1-4).

Plek van deze passage in het geheel

Lucas 2:1-21 maakt onderdeel uit van de verteleenheid 2:1-39, waarin de hoofdpersonen zich bewegen weg van Nazaret (2:4) en weer terug naar Nazaret (2:39). Lucas 2:1-39 laat zich indelen in de gebeurtenissen te Betlehem (2:1-21 met een algemene historische introductie in 2:1-3) en te Jeruzalem (2:22-39). Waar Lucas 1 nauw aansloot bij de geschiedenis van Israël, geeft Lucas 2 die geschiedenis nu wereldhistorische betekenis door de geboorte van Jezus, de verwachte messias, te verankeren in de algemene historische context van het Romeinse rijk.

De introductie in 2:1-3 gaat vloeiend over in de vertelling van 2:4-20 met als aanhangsel het besnijdenisbericht in 2:21. De stijl van het hoofdstuk lijkt op die van de oudtestamentische verhalen. Tegelijk maakt Lucas gebruik van typisch Griekse elementen. Geboorteverhalen hadden in de Grieks-Romeinse tijd een bijzondere functie: ze wijzen vooruit naar de grote betekenis die de betreffende persoon zal hebben.

Eigen accenten Lucas, in vergelijking met Matteüs en Marcus

Lucas 2:1-21 heeft geen synoptische parallel. Marcus heeft geen geboorteverhaal en Matteüs 1:18-25 vertelt vooral over Jozefs houding tegenover Maria’s zwangerschap. De enige overeenkomst tussen Lucas en Matteüs is Betlehem als geboorteplaats van Jezus en zijn wonderbare conceptie buiten Jozef om.

Aantekeningen

Bij vers 1:

  • In die tijd: Lucas schrijft hier Grieks dat sterk beïnvloed is door het Hebreeuws. Daarin volgt hij de stijl van de Griekse vertaling van het Oude Testament (de Septuaginta). Woord-voor-woord vertaald staat er: ‘en het was/gebeurde in die dagen’. Daar schemert de Hebreeuwse taalconstructie nog doorheen. De NBV21 zet dit soort brontaalkenmerken om in natuurlijk Nederlands. De frase ‘en het was/gebeurde dat (…)’ is op zichzelf betekenisloos (vergelijk het Franse est-ce que in vraagzinnen, dat je nooit letterlijk vertaalt met ‘is het dat’). De frase leidt meestal een tijdsbepaling in.  Het geeft simpelweg aan dat wat volgt zich in dezelfde tijd afspeelt als het voorgaande. Dus is ‘in die tijd’ een goede weergave.
  • Augustus: Romeins keizer van 29/27 voor Christus tot 14 na Christus. Ter versterking van de financiën van het keizerrijk liet hij een aantal volkstellingen uitvoeren om de betaling van de belastingen te organiseren en in sommige gevallen ook om de rekrutering van soldaten voor het Romeinse leger voor te bereiden. Er bestaat geen buiten-Bijbels bewijs voor een Romeinse volkstelling van heel het rijk. Handelingen 5:37 dateert de opstand van Judas de Galileeër ‘ten tijde van de volkstelling’. Deze volkstelling en de opstand van Judas vonden plaats in 6/7 na Christus, nadat de heerser van Judea, Herodes Archelaüs, door Rome was afgezet en verbannen. De historische achtergrond van het geboorteverhaal is dus niet zonder historische moeilijkheden: een volkstelling van heel het Romeinse rijk is verder niet bekend en de volkstelling die het dichtst staat bij wat Lucas schrijft, vond plaats in 6/7 na Christus, tien jaar na de dood van Herodes de Grote. Hoewel Lucas’ typering van Augustus’ bewind rond de tijd van Jezus’ geboorte in algemene zin klopt, lijkt zijn verhaal vooral ten dienste te staan van zijn theologische boodschap. Misschien wilde Lucas een contrast aanbrengen tussen de ‘goddelijke’ keizer Augustus en Jezus, de echte koning en Zoon van God. Bovendien kon de evangelist zo verklaren waarom Jezus in Betlehem is geboren en niet in Nazaret (vergelijk Matteüs 2:1). In elk geval staat dit verhaal ten dienste van de overkoepelende thematiek van Lucas-Handelingen: de verhouding tussen Israël en de volken. Na Lucas 1 dat een sterk Israëlitisch gekleurd verhaal bevat, begint Lucas 2 met een inkadering in de wereldgeschiedenis.
  • alle inwoners van het rijk: de algemene betekenis van het Griekse woord is ‘heel de bewoonde wereld’, d.w.z. vanuit het Romeinse perspectief van die tijd: het Romeinse rijk. ‘Inwoners’ is een noodzakelijke aanvulling, want het is te kort door de bocht om te zeggen dat een heel rijk zich moet laten registreren.

Bij vers 2:

  • volkstelling: in de NBV21 staat in Lucas 2:1 dat de inwoners van het Romeinse rijk ‘zich moesten laten inschrijven’, in Lucas 2:2 ‘deze volkstelling’ en in 2:3 weer ‘zich laten inschrijven’. In het Grieks zijn deze woorden verwant: in 2:1 en 2:3 staat het werkwoord apographomai en in 2:2 het zelfstandig naamwoord apographē. Lucas bedoelt dat alle mensen in het Romeinse rijk zich moesten laten registreren in verband met de Romeinse belasting. In de NBV21 is in 2:2 gekozen voor een duidelijke maar niet al te specifieke vertaling: ‘volkstelling’. Een ‘inschrijving’ zou te vaag zijn. De vertalingen ‘inschrijven’ en ‘volkstelling’ kleuren elkaar in en versterken elkaar.
  • tijdens het bewind van Quirinius over Syrië: Quirinius werd pas verantwoordelijk voor Judea in 6 na Christus, terwijl volgens Lucas (en Matteüs) Jezus’ geboorte onder Herodes de Grote plaatsvond (vóór 4 v.Chr.). Zie verder de aantekening bij vers 1 over ‘Augustus’.

Bij vers 3:

  • Ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam: de volkstelling verklaart hoe Jezus kon worden geboren in Betlehem, de stad waar David geboren werd (1 Sam. 17; 20: Micha 5:2 voorzegt een heerser uit Betlehem; zie Mat. 2:5‑6). Betlehem lag ongeveer op negen kilometer afstand van Jeruzalem en op 137 km van Nazaret.

Bij vers 4-5

  • Ook Jozef ging op weg om (…) van David afstamde: de woorden ‘samen met Maria (enz.)’ moeten aansluiten bij het hoofdwerkwoord, ‘ging op weg’. De NBV21 lost dit op door van vers 4-5 twee zinnen te maken. 
  • Betlehem: zie de aantekening bij vers 3.
  • ging op weg (…) reisde: in het Grieks staat hier anebē. Dat woord wordt vaak gebruikt in de betekenis ‘omhooggaan’, maar ook gewoon om aan te geven dat iemand zich van de ene naar de andere plaats begeeft: ‘gaan’. Vanuit Nazaret moet men eerst flink afdalen en vervolgens weer klimmen om in Betlehem te komen. Het gaat hier dus om een versteende uitdrukking, niet letterlijk om ‘omhooggaan’. Daarom is gekozen voor ‘op weg gaan’. Omdat de zinsbouw die in de vertaling is gekozen nogmaals een werkwoord vereist, is de tweede keer voor ‘reisde’ gekozen.
  • aanstaande vrouw: Maria wordt ‘zijn aanstaande vrouw’ genoemd om eraan te herinneren dat zij geen gemeenschap hebben gehad voor de geboorte van Jezus. In sommige vertalingen was Maria verloofd met Jozef of ondertrouwd (vgl. HSV). Het Griekse woord wijst op iemand voor wie een toekomstig huwelijk afgesproken is. ‘Verloven’ en ‘ondertrouw’ zijn echter moderne termen en daarom minder geschikt. Er blijven twee goede vertaalmogelijkheden over: Maria ‘zou gaan trouwen’ met Jozef, of ze was ‘uitgehuwelijkt’. In de tijd waarin het boek geschreven werd, was uithuwelijken een gebruikelijke praktijk. Daarom is in Lucas 1:27 gekozen voor ‘uitgehuwelijkt’. Maar Lucas 2:5 zou ‘de vrouw die aan hem uitgehuwelijkt was’ te veel de aandacht trekken. Daarom is gekozen voor het algemenere ‘zijn aanstaande vrouw’.

Bij vers 6:

  • brak de dag van haar bevalling aan: woord-voor-woord vertaald staat hier ‘de dagen dat zij zou baren waren vervuld’. In Lucas 1-2 komt deze constructie een aantal keer voor (zie ook Lucas 1:57, 2:21, 2:22). Dit is een hebraïsme waarmee verwoord wordt dat een bepaald tijdstip aangebroken is, of dat een bepaalde tijdspanne voorbij is. Daarom is hier vertaald met ‘brak de dag van haar bevalling aan.’

Bij vers 7:

  • doeken […] voederbak […] gastenverblijf: deze details zijn belangrijk als voorbereiding van het teken aan de herders (2:12), maar vooral vanwege hun oudtestamentische symbolische karakter. Jezus wordt gewikkeld in doeken, zoals over de latere koning Salomo wordt geschreven in Wijsheid 7:4-5. Het gebruikelijke inbakeren laat daarbij zien dat het kind een gewoon, hulpeloos mens is. De voederbak herinnert aan Jesaja 1:3, waar de profeet waarschuwt dat het volk God is vergeten, anders dan een ezel die zijn voederbak herkent. De verwijzing naar het gastenverblijf heeft wellicht te maken met Jeremia 14:8. Zo resoneert de geboorte van Jezus met oude teksten. Overigens is dit het uitgebreidste geboorteverhaal in de Bijbel.
  • voederbak: in een aantal andere vertalingen wordt hier het woord ‘kribbe’ gebruikt. Het woord krib of kribbe is een oud Nederlands woord waarmee een etensbak van dieren aangeduid wordt. In het tegenwoordige Nederlands wordt ‘kribbe’ algemeen geassocieerd met kerststallen en de romantiek van Kerst. Dat is de reden waarom ‘voederbak’ een betere vertaling is: het ging Lucas er niet om een typische kerstvoorstelling te maken, maar om de harde werkelijkheid te laten zien van een kind in een voederbak waar normaal de beesten uit aten.
  • het gastenverblijf: in sommige vertalingen wordt het woord ‘herberg’ gebruikt, als vertaling voor het Griekse woord kataluma. Dit Griekse woord heeft de vrij algemene betekenis ‘onderkomen’ of ‘verblijfplaats’ (vgl. Luc. 22:11, waar het om een bovenzaal gaat). Als Lucas ‘herberg’ of ‘logement’ had bedoeld, dan had hij waarschijnlijk pandocheion opgeschreven (zie Luc. 10:25-37). Bovendien heeft het woord ‘herberg’ inmiddels vooral een knusse, gezellige bijklank gekregen; het is een wat ouderwets woord, dat vooral gebruikt wordt in namen van gelegenheden die een knusse, traditionele sfeer willen uitstralen. De NBV21 kiest met ‘gastenverblijf’ voor een algemener woord. Het blijft open of het om een vertrek in een huis gaat of om een reizigersonderkomen. In het Grieks staat er een lidwoord (‘het gastenverblijf’), dat uitleggers voor een raadsel stelt: gaat het om (1) een gastenverblijf dat in Lucas 2:6 impliciet al geïntroduceerd is, (2) hét reizigersonderkomen van Betlehem, of (3) een niet nader gespecificeerd verblijf waarvan Lucas gewoon wil dat we aannemen dat het er was? In de NBV21 kiezen we voor ‘het gastenverblijf’, met bepaald lidwoord, om recht te doen aan dit (merkwaardige) element in de tekst. Het is aan lezers en uitleggers om dit verder in te vullen. Je kunt ‘het gastenverblijf’ bijvoorbeeld zelf in gedachten aanvullen met ‘dat daar was’ of ‘in het huis waar ze verbleven’.

Bij vers 8–14

  • Terwijl Lucas in het eerste en derde deel alles in sneltreinvaart vertelt, neemt hij voor de middelste scene alle tijd (2:8-14). Deze scene met de hemelse duiding van wat er gebeurd is heeft het grootste gewicht in het verhaal.

Bij vers 8:

  • herders: de herders herinneren aan koning David, die in zijn jeugd als herder in de streek van Betlehem de kudden van zijn vader Isaï weidde (1 Sam. 16-17; Ps. 78:70-72). In de Griekse literatuur komen er ook herders voor die een gouden eeuw van vrede aangekondigd krijgen. Dan hoeven ze hun kuddes niet meer tegen wilde dieren te beschermen. Ook hierin sluit Lucas aan bij Joodse én Grieks-Romeinse verwachtingen. Voor het idee dat herders destijds als uitschot beschouwd werden is het bewijs erg mager, we hebben alleen enkele latere rabbijnse uitspraken die daarop wijzen.

Bij vers 9:

  • een engel van de Heer: de openbaring aan de herders heeft opnieuw het karakter van een geboorteaankondiging. Vergelijk de geboorteaankondigingen in Lucas 1:11-20, 26-36 en in Genesis 18:1-15; Rechters 13:3-24.
  • de stralende luister van de Heer: In het Oude Testament duidt ‘de luister/majesteit van de HEER’ vaak op Gods bijzondere aanwezigheid bij zijn volk, bijvoorbeeld in de wolk rond de tabernakel (Exodus 40:34), bij de bevrijding van Israël (Jesaja 40:5) en in het nieuwe Jeruzalem (Jesaja 60:1-2).

Bij vers 10:

  • goed nieuws: in de Grieks-Romeinse oudheid werd dit woord gebruikt voor de aankondiging van belangrijk nieuws: een militaire overwinning, of een keizerlijke geboorte, verjaardag of kroning.(Bron: Studiebijbel in perspectief)
  • Ik kom jullie goed nieuws brengen: dit is niet alleen de gebruikelijke terminologie bij geboorteberichten, euanggelizomai is ook een favoriet woord van Lucas voor de verkondiging van het goede nieuws over Jezus en het koninkrijk van God. In Jesaja 40:9 en 52:7 wordt het gebruikt om Gods koningsheerschappij aan te kondigen, en in Jesaja 61:1 is het de dienaar van de HEER die goed nieuws aan de armen brengt en bevrijding/redding proclameert (toegepast op Jezus in Luc. 4:18-19). In de tijd van Lucas is ‘evangelie’ een standaardterm geworden voor de boodschap over Jezus. Lucas verbindt dus heel knap een standaardterm uit geboorte-aankondigingen met de oudtestamentische verwachting en de boodschap over Jezus.
  • grote vreugde: de engel spoort de herders aan om hun hevige schrik (v. 9; vgl. 1:12, 29) om te zetten in grote vreugde (v. 10).
  • heel het volk: Hebreeuws kol haäm, door een Joods publiek zou dit worden opgevat als het ‘volk Israël’.

Bij vers 11:

  • redder (…) de messias, de Heer: in Handelingen 2:36; 5:31 gebruikt Lucas deze titels voor de opgestane Jezus. In de oudheid vertelde men een geboorteverhaal vaak om de latere betekenis van iemand alvast aan te kondigen. De termen ‘redder’ en ‘heer’ werden ook gebruikt voor aardse machthebbers. De geboorte van Jezus wordt gepresenteerd als de geboorte van de messiaanse koning van Israël (zie de volgende aantekening), in herkenbare taal voor Joden en niet-Joden.
  • de messias: Grieks: ho christos. Deze titel ging al in een vroeg stadium deel uitmaken van Jezus’ naam: ‘de christus’ werd ‘Jezus Christus’. Soms is het moeilijk te bepalen of de titel (‘de christus’) of de naam (‘Christus’) bedoeld is. Bij het vertalen van de titel is gekozen voor ‘(de) messias’ omdat hierin het duidelijkst naar voren komt dat de titel geworteld is in Joodse verwachtingen van een persoon die van God de volmacht heeft ontvangen om een centrale rol te spelen in de eindtijd.
  • redder: de centrale boodschap is dat er een ‘redder’ is geboren. Dit past goed als vervolg op het Lied van Zacharias (Luc. 1:68-79), waarin verlossing, bevrijding en redding een centraal thema is. Lucas knoopt in het bijzonder aan bij Jesaja 40-55 (zie Luc. 3:4-6) waar het gaat over de bevrijding van Israël en de belofte van een heilstijd. Voor Lucas is ‘redding’ kortweg de aanduiding voor binnengaan in het koninkrijk van God, de toekomstige situatie dat messias Jezus terugkomt uit de hemel om definitief als koning te heersen. Dan zal alle kwaad verdreven zijn en sociale ongelijkheid en ziekte niet meer bestaan. Jezus maakt in en door zijn optreden die redding al toegankelijk.

Bij vers 12:

  • kind (…) in doeken gewikkeld (…) in een voederbak: Maria bakert het kind in en legt het in de voederbak (Luc. 2:7), de engel noemt het als teken (2:12) en de herders willen het met eigen ogen zien en treffen ‘het kind dat in de voederbak lag’ (2:16), ‘precies zoals het hun was gezegd’ (2:20). Zo worden de drie delen van de vertelling aan elkaar verbonden. Dat het een teken is heeft een gewone betekenis als herkenningsteken voor de herders, maar het heeft ook een diepere laag (zie de aantekening over de ‘doeken’ bij vs. 7).

Bij vers 13:

  • hemelse leger: dit verschijnt op aarde, iets dat nergens anders in de Bijbel gebeurt. De luister/majesteit van de Heer zou in de eindtijd verschijnen (o.a. Jes. 40:5; 60:1, 19). De herders zeggen dat de bekendmaking van ‘de Heer’ komt (Luc. 2:15). Even is de hemel helemaal verbonden met de aarde.

Bij vers 14:

  • Eer aan God: In de volgorde van de brontekst staat er: ‘Eer | in de hoogste hemel | aan God || en vrede | op aarde | voor de mensen die Hij liefheeft’. Deze verbinding van hemel en aarde past bij hoe Jezus’ optreden wordt beschreven: het koninkrijk van God, dat in de hemel al bestaat, wordt in zijn optreden op aarde gebracht (zie m.n. Luc. 10:1, 9, 11; 11:20; 12:32; 17:20-21) en zal volledig komen als messias Jezus uit de hemel terugkomt (Hand. 3:20-21).
  • en vrede op aarde voor de mensen die Hij liefheeft: De noot bij de NBV21 luidt: in latere handschriften staat: ‘en vrede op aarde; Hij vindt vreugde in de mensen’. De NBV21 heeft in het Nieuwe Testament twee soorten tekstkritische voetnoten. Voetnoten met de formulering ‘in andere handschriften staat (…)’ benoemen gevallen waarin de Griekse tekst onzeker is. Voetnoten met de formulering ‘in latere handschriften staat (…)’ laten zien dat er een verschil is met andere bekende vertalingen (m.n. SV/HSV) die vertaald zijn vanuit een brontekstuitgave gebaseerd op laatmiddeleeuwse handschriften. In de HSV staat hier: ‘en vrede op aarde, in mensen een welbehagen’; in de NBG 1951 staat: ‘en vrede op aarde bij mensen des welbehagens’. Het verschil tussen beide vertalingen is groot: volgens de HSV zingen de engelen dat nu Gods welbehagen in de mensen op aarde geopenbaard is. Volgens de NBG 1951 zingen ze dat er vrede op aarde is voor de mensen in wie God een welbehagen vindt (dus er is vrede voor een specifieke groep mensen, namelijk diegenen die Hij liefheeft, het volk dat in een verbondsrelatie met Hem leeft). Die laatste versie is (in modernere bewoording) ook terug te vinden in de NBV21. Dit is geen theologisch gemotiveerde keuze, maar een keuze voor wat volgens de huidige inzichten de beste Griekse tekst van dit vers is. 
  • vrede: de vrede is een belangrijk motief voor Lucas en staat vaak in verband met de messiaanse verlossing (zie 2:14, 29; 7:50; 8:48; 10:5-6; 19:38, 42; 24:36; Jes. 9:5-6; Micha 5:4).

Bij vers 15–20:

  • Laten we naar Betlehem gaan: in het derde deel van het verhaal komt het tot een ontmoeting van de herders en het kind. De twee eerdere delen van het verhaal komen nu bij elkaar. De herders willen het met eigen ogen zien, constateren dat het klopt, brengen de boodschap over en keren terug terwijl ze God loven omdat het precies was zoals het hun was gezegd.

Bij vers 18–19:

  • ze bleef erover nadenken: Lucas noemt twee reacties: wie het horen staan verbaasd, maar begrijpen het niet goed (vs. 18). Daarentegen blijft Maria zeer bewust in haar binnenste vasthouden aan alles wat de herders gezegd hebben (vs. 19). De vertaling ‘ze bleef erover nadenken’ sluit aan bij een universele vertaaltraditie. De gangbare uitleg is dat ze dieper nadacht over alles en erover mediteerde. Volgens een andere opvatting zou de vertaling ‘ze begreep wat ze betekenden’ hier beter zijn, omdat dat beter past bij het gebruik van dit Griekse werkwoord in vergelijkbare teksten. Maria was bij uitstek in staat de woorden van de herders te duiden en bewaarde ze met het oog op hun toekomstige vervulling.

Bij vers 21:

  • Het bericht over de besnijdenis past in Lucas’ bedoeling om Jezus als Jood te portretteren.

Achtergrondinformatie

Toelichting bij kernwoorden en begrippen

Wordt aangevuld.

Verdieping bij thema’s

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.24.4
Volg ons