Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Vrijdag 20 maart

Bijbeltekst(en)

Matteüs 13

18Hoor en begrijp dan nu de gelijkenis van de zaaier: 19Bij ieder die het woord van het koninkrijk hoort maar het niet begrijpt, komt hij die het kwaad zelf is om te roven wat in hun hart is gezaaid; dit is het zaad dat op de weg gezaaid is. 20Het zaad dat op rotsachtige grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en het meteen met vreugde aannemen. 21Maar doordat het geen wortel schiet in hen, is dat van korte duur. Worden ze vanwege het woord verdrukt of vervolgd, dan komen ze meteen ten val. 22Het zaad dat tussen de distels is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen, maar bij wie de zorg om het dagelijks bestaan en de verleiding van de rijkdom het woord verstikken, zodat het zonder vrucht blijft. 23Het zaad dat in goede grond is gezaaid, dat zijn zij die het woord horen en begrijpen. Zij zijn het die vrucht dragen, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.’

24Hij hield hun een andere gelijkenis voor: ‘Het is met het koninkrijk van de hemel als met een mens die goed zaad op zijn akker uitzaaide. 25Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand giftig onkruid tussen het graan zaaien en vertrok weer. 26Toen het jonge gewas opschoot en vrucht begon te dragen, kwam ook het onkruid tevoorschijn. 27De knechten kwamen de heer des huizes vragen: “Heer, hebt u soms geen goed zaad op uw akker gezaaid? Waar komt dat onkruid dan vandaan?” 28Hij antwoordde: “Dat is het werk van een vijand.” De knechten zeiden tegen hem: “Wilt u dat wij het onkruid weghalen?” 29Hij antwoordde: “Nee, want dan zouden jullie met het onkruid ook het graan lostrekken. 30Laat beide samen opgroeien tot aan de oogst, dan zal ik, wanneer het oogsttijd is, tegen de maaiers zeggen: ‘Haal eerst het onkruid weg, bind het in bundels bij elkaar en verbrand het. Breng dan het graan bijeen in mijn schuur.’”’

31Hij hield hun een andere gelijkenis voor: ‘Het koninkrijk van de hemel lijkt op een zaadje van de mosterdplant dat iemand in zijn akker zaaide. 32Het is weliswaar het kleinste van alle zaden, maar het groeit uit tot de grootste onder de planten. Het wordt een boom, en de vogels van de hemel komen nestelen in de takken.’

33Hij vertelde hun een andere gelijkenis: ‘Het koninkrijk van de hemel lijkt op zuurdesem die een vrouw mengde met drie zakken meel tot alle meel doordesemd was.’

34Al deze dingen zei Jezus in gelijkenissen tot de menigte; Hij sprak uitsluitend in gelijkenissen tot hen. 35Zo moest in vervulling gaan wat gezegd is door de profeet: ‘Ik open mijn mond om in gelijkenissen te spreken; Ik zal bekendmaken wat sinds de grondvesting van de wereld verborgen was.’

Matteüs 13:18-35NBV21Open in de Bijbel

Weer gebruikt Jezus beelden uit de landbouw om iets duidelijk te maken over het koninkrijk van de hemel.

Eerst legt hij de betekenis van de gelijkenis van de zaaier uit. Het is een oproep om over jezelf na te denken. Tot welke groep behoor ik op dit moment? Wat moet ik veranderen mij dertig-, zestig- of zelfs honderdvoudig vrucht te dragen?

Vervolgens vergelijkt Jezus het koninkrijk met een akker waarop het onkruid tussen de gewassen opschiet. Het is een spannende gelijkenis, want als lezer vraag je je ook hier meteen af tot welke soort plant jijzelf en de mensen om je heen horen. Maar eigenlijk gaat het hier juist niet om een oproep om jezelf of anderen in de gaten te houden en misschien te veroordelen. Zo’n voorbarig oordeel zou wel eens meer schade kunnen aanrichten dan je lief is.

Vraag: Als u de gelijkenissen van de zaaier, het onkruid, het mosterdzaad of het zuurdesem in uw eigen woorden zou moeten uitleggen – aan een kind, of aan de buurvrouw – wat zou u dan zeggen?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons