Donderdag 12 maart
Bijbeltekst(en)
Matteüs 9
Uitzending van de twaalf leerlingen
Matteüs 10
Van de meeste mensen die belangrijk waren in de tijd van het Nieuwe Testament, weet niemand meer de naam. Maar dankzij Matteüs klinken de namen van twaalf gewone mannen ons nu nog bekend in de oren: de twaalf leerlingen van Jezus. Alleen hier (in 10:2) noemt Matteüs hen geen leerlingen maar ‘apostelen’. Het Griekse woord geeft aan waar het om gaat: uitgezonden zijn. Jezus’ reden om de leerlingen uit te zenden is zijn medelijden met de mensen. Hij ziet hoe uitgeput en hulpeloos ze zijn, als schapen zonder herder. Meteen aan het begin van zijn evangelie heeft Matteüs duidelijk gemaakt dat Jezus als een herder voor Gods volk zal zorgen (Matteüs 2:6), en vanaf nu mogen de leerlingen hem daar heel concreet bij helpen. Zij worden aangesteld als herders, oogstarbeiders en herauten. Met woorden en daden moeten ze laten zien dat het koninkrijk van de hemel binnen handbereik gekomen is van iedereen die ernaar verlangt.
Vraag: Hoe kiest u met wie u over uw geloof praat, en met wie niet?