Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Donderdag 4 april

Bijbeltekst(en)

Ongeloof

37Ondanks alle tekenen die Hij voor hun ogen verricht had, geloofden ze niet in Hem. 38Zo moesten de woorden van de profeet Jesaja in vervulling gaan, die zei:

‘Heer, wie heeft geloofd wat wij hebben gezegd?

Aan wie is de macht van de Heer geopenbaard?’

39Ze konden niet tot geloof komen, want Jesaja heeft ook gezegd: 40‘Hij heeft hun ogen verblind en hun hart ongevoelig gemaakt. Anders zouden zij met hun ogen zien en met hun hart begrijpen, ze zouden op hun schreden terugkeren en Ik zou hen genezen.’ 41Jesaja doelde op Jezus toen hij dit zei, omdat hij zijn majesteit zag. 42Toch waren er ook veel leiders die wel in Hem geloofden, maar vanwege de farizeeën kwamen ze daar niet openlijk voor uit, omdat ze niet uit de synagoge gezet wilden worden. 43Ze stelden meer prijs op de eer van mensen dan op de eer van God.

44Jezus had luid en duidelijk gezegd: ‘Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem die Mij gezonden heeft, 45en wie Mij ziet, ziet Hem die Mij gezonden heeft. 46Ik ben het licht dat naar de wereld is gekomen, opdat iedereen die in Mij gelooft niet langer in de duisternis blijft. 47Als iemand mijn woorden hoort maar ze niet bewaart, zal Ik niet over hem oordelen. Ik ben immers niet gekomen om over de wereld te oordelen, maar om de wereld te redden. 48Wie Mij afwijst en mijn woorden niet aanneemt heeft al een rechter: alles wat Ik gezegd heb zal op de laatste dag over hem oordelen. 49Ik heb niet namens mezelf gesproken, maar de Vader, die Mij gezonden heeft, heeft Me opgedragen wat Ik moest zeggen en hoe Ik moest spreken. 50Ik weet dat zijn opdracht eeuwig leven betekent. Alles wat Ik zeg, zeg Ik zoals de Vader het Mij verteld heeft.’

Johannes 12:37-50NBV21Open in de Bijbel

Gisteren lazen we dat de mensen Jezus’ woorden niet begrijpen. Vandaag blijkt dat ook zijn wondertekenen hen niet kunnen overtuigen. Volgens Johannes lijken ze op het volk van Israël in de tijd van de profeet Jesaja. Johannes haalt twee teksten uit het boek Jesaja aan. De tweede tekst hoort bij de roeping van Jesaja (Jesaja 6:10). De profeet moet ervoor zorgen dat het volk Gods woorden niet begrijpt. Volgens Johannes gaan die woorden over de manier waarop de mensen op Jezus reageren. Maar het eerste citaat (Jesaja 53:1) zegt nog veel meer: het is de inleiding op de beschrijving van Gods dienaar. Tussen de regels door legt Johannes een verband tussen Jezus en die dienaar: ze zijn door God uitgekozen om redding te brengen, maar alleen voor wie dat ook kan of wil zien.

Jezus noemt zichzelf ‘het licht dat naar de wereld is gekomen’. Wat stelt u zich daarbij voor?

Gebed

Trouwe God, u hebt Jezus, uw dienaar, naar de mensen gestuurd. U wil de mensen redden door hem. Jezus noemt zichzelf ‘het licht dat naar de wereld is gekomen’. Help ook mij vandaag om te zien wie Jezus is, en help me om zelf ook een licht te zijn voor andere mensen. Amen.

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons