Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Als kaf in de wind

Bijbeltekst(en)

8Maar jou, Israël, mijn dienaar,

Jakob, die Ik uitgekozen heb,

nakomeling van Abraham, mijn vriend,

9jou die Ik heb weggehaald van de einden der aarde,

die Ik van haar verste uithoeken terugriep –

jou zeg Ik: Jij bent mijn dienaar,

jou heb Ik uitgekozen, Ik heb je niet afgewezen.

10Wees niet bang, want Ik ben bij je,

vrees niet, want Ik ben je God.

Ik zal je sterken, Ik zal je helpen,

je steunen met mijn bevrijdende rechterhand.

11Allen die zich fel tegen je keerden

zullen gehoond worden en te schande staan.

Zij die jou bestreden

worden minder dan niets en gaan te gronde.

12Zij die jou onderdrukten

zijn onvindbaar, je zoekt ze vergeefs.

De vijanden die jou bevochten

zullen verdwijnen in het niets.

13Want Ik ben de HEER, je God,

Ik neem je bij je rechterhand en zeg je:

Wees niet bang, Ik zal je helpen.

14Wees niet bang, kleine Jakob,

arm volk van Israël,

Ik zal je helpen – spreekt de HEER –,

de Heilige van Israël is je bevrijder.

15Ik maak van jou een scherpe dorsslede,

een nieuwe slede met dubbele sneden.

Bergen zul je dorsen en vermalen,

van heuvels laat je niets over dan kaf.

16Je zult ze wannen, en de wind neemt ze op,

de stormwind jaagt ze uiteen.

Dan zul je juichen om de HEER,

je om de Heilige van Israël gelukkig prijzen.

17Armen en behoeftigen zoeken water – niets!

Hun tong verdroogt van de dorst.

Ik, de HEER, zal hun antwoord geven,

Ik, de God van Israël, zal hen niet verlaten.

18Ik laat op kale heuvels rivieren ontspringen

en bronnen in de valleien.

De woestijn maak Ik tot een waterplas,

dor gebied tot een bronrijke streek.

19Ik plant in de woestijn

ceder en acacia, mirte en olijfwilg,

en Ik laat in de wildernis

den, sneeuwbal en cipres opschieten.

20Dan zullen zij zien en beseffen,

begrijpen en erkennen

dat de hand van de HEER dit heeft verricht,

dat de Heilige van Israël dit alles schiep.

Jesaja 41:8-20NBV21Open in de Bijbel

Mozes, zoon van wie?
De grote God, die overmachtig spreekt in een rechtszaak tot de volken, richt zich nu persoonlijk tot zijn eigen volk. Hij komt naar hen toe en steekt hun een hart onder de riem. ‘Wees niet bang, want ik ben bij je, vrees niet, want ik ben je God. Ik zal je sterken, ik zal je helpen.’ Weldra zullen de rollen worden omgekeerd. De torens vallen om, zij die vernederen worden zelf vernederd en te gronde gericht – eigenlijk zijn ze al nergens meer.

Een grote bevrijdingsactie staat te beginnen. Het vernederde volk zal overeind komen, opstaan, terugkeren en zelfs bescherming krijgen. Geen dor land meer, maar een bloeiende woestijn is het perspectief. Ze zullen gemaakt worden tot een scherpe dorsslede. De vijandelijke vol­ ken zullen vermalen worden en in de wind vergaan.
De wettelozen zijn als kaf dat verwaait in de wind. Psalm 1 komt zo tot leven: wettelozen houden geen stand waar het recht van God heerst.

♪ Psalm 33:6,7

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.14
Volg ons