Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

God roept Abram

Bijbeltekst(en)

Abram naar Kanaän

1De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat Ik je zal wijzen.

2Ik zal je tot een groot volk maken,

Ik zal je zegenen, je naam veel aanzien geven,

een bron van zegen zul je zijn.

3Ik zal zegenen wie jou zegenen,

wie jou vervloekt, zal Ik vervloeken.

In jou zullen alle volken op aarde gezegend worden.’

4-5Abram trok weg uit Charan, zoals de HEER hem had opgedragen, en Lot, de zoon van zijn broer, ging met hem mee. Abram was toen vijfenzeventig jaar. Hij nam zijn vrouw Sarai mee en alle bezittingen die ze hadden verworven en de slaven en slavinnen die ze in Charan hadden verkregen. Zo gingen ze op weg naar Kanaän. Toen ze daar waren aangekomen, 6trok Abram het land door tot aan de eik van More, bij Sichem. In die tijd werd het land bewoond door de Kanaänieten. 7Maar de HEER verscheen aan Abram en zei: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’ Toen bouwde Abram op die plaats een altaar voor de HEER, die aan hem verschenen was. 8Daarvandaan trok hij naar het bergland dat oostelijk van Betel ligt, en ergens ten oosten van Betel en ten westen van Ai sloeg hij zijn tent op. Hij bouwde er een altaar voor de HEER en riep er zijn naam aan. 9Steeds verder reisde Abram, in de richting van de Negev.

Genesis 12:1-9NBV21Open in de Bijbel

Abram verlaat zijn familie en zijn land, en gaat op weg naar een onbekende toekomst. Dat is voor ons moeilijk voor te stellen, en ook in de tijd van de Bijbel deed je dat niet zomaar. Maar God geeft Abram een heel bijzondere belofte mee. Hij zegt dat later alle mensen elkaar deze wens zullen geven: ‘Ik hoop dat je net zo gelukkig wordt als Abram.’

Wie zou jij geluk willen toewensen? Hoe zou je dat willen doen?

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.18.12
Volg ons