Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 231 / Jes. 30-32, Ps. 149

Bijbeltekst(en)

Jesaja 30

Niet Egypte brengt bevrijding, maar de HEER

1Wee jullie, opstandige kinderen – spreekt de HEER –,

die plannen uitvoeren buiten Mij om,

verdragen sluiten tegen mijn zin

en zo zonde op zonde stapelen;

2die zonder Mij te raadplegen

op weg gaan naar Egypte,

om te schuilen in de vesting van de farao

en bescherming te zoeken in de schaduw van Egypte.

3De vesting van de farao zal jullie schande brengen,

de bescherming van Egyptes schaduw smaad.

4Al komen zijn leiders naar Soan,

al bereiken zijn gezanten Chanes,

5toch zullen allen beschaamd staan,

want dat volk heeft niets te bieden.

Het brengt geen hulp of voordeel,

maar slechts schande en smaad.

6Profetie over de dieren van het Zuiden.

Door een land van ellende en ontbering

– het domein van leeuwin en leeuw,

van adder en vliegende gifslang –

vervoeren zij hun schatten op ezelsruggen,

hun rijkdommen op kamelenbulten,

naar een volk dat niets te bieden heeft.

7De hulp van Egypte is loos en leeg;

dus noem Ik het Rahab, Tandeloos monster.

8Neem een stenen plaat en schrijf dit op,

leg het voor hen vast in een boek,

zodat het voor altijd en eeuwig bewaard blijft.

9Een onhandelbaar volk is het, kinderen vol bedrog,

die niet willen luisteren naar het onderricht van de HEER.

10Tegen de zieners zeggen zij: ‘Voor ons geen visioenen!’

en tegen de schouwers: ‘Schouw niet naar waarheid.

Paai ons met vleierij en valse profetieën.

11Verlaat de juiste weg, wijk af van het rechte spoor.

Val ons niet lastig met de Heilige van Israël.’

12Daarom – dit zegt de Heilige van Israël:

Omdat jullie die woorden hebben verworpen

en vertrouwden op geweld en bedrog,

13zal dit kwaad in jullie doorwerken

als een steeds bredere bres in een hoge muur,

die dan opeens, in een oogwenk, instort

14en breekt als de kruik van een pottenbakker

die zo meedogenloos wordt verbrijzeld

dat er geen scherf meer over is

waarmee vuur uit de haard gehaald

of water uit een vat geschept kan worden.

15Dit zei God, de HEER,

de Heilige van Israël:

‘In rust en inkeer ligt jullie redding,

in geduld en vertrouwen ligt jullie kracht.’

Maar jullie wilden niet.

16Jullie zeiden: ‘Nee!

Te paard vluchten we weg!’ –

Vluchten zúl je!

‘Wij gaan er razendsnel vandoor!’ –

Razendsnel word je ingehaald.

17Duizend zullen er vluchten voor het dreigen van één,

voor het dreigen van vijf vluchten jullie allen.

Al wat er van jullie rest

is als een paal op een bergtop,

als een vaandel op een heuvel.

18En toch wacht de HEER op het ogenblik

dat Hij jullie genadig kan zijn;

toch zal Hij zich oprichten

om zich over jullie te ontfermen.

Want de HEER is een God van recht.

Gelukkig de mens die op Hem wacht.

19Volk van Jeruzalem, dat op de Sion woont, je hoeft geen tranen meer te storten. Want Hij zal zich over je ontfermen als je weeklaagt, Hij zal antwoorden zodra Hij je hoort. 20De Heer zal jullie brood geven in de benauwenis en water in de nood. Hij die jullie onderricht gaf, zal zich niet langer verbergen. Met eigen ogen zul je je leermeester zien, 21met eigen oren zul je een stem achter je horen zeggen: ‘Dit is de weg die je moet volgen. Hier moet je rechts. Ga daar naar links.’ 22Dan zullen jullie je met zilver overtrokken beelden en je vergulde godenbeelden als onrein beschouwen. Je zult zeggen: ‘Weg ermee!’ en ze weggooien als een onreine doek.

23Dan zal Hij regen geven voor het zaad waarmee je het land hebt ingezaaid. Alles wat het land voortbrengt zal mals en voedzaam zijn. Op die dag zullen je kudden op uitgestrekte weidegronden grazen. 24De runderen en ezels die het land bewerken, krijgen voer dat verrijkt is met zuring, nadat het met vork en zeef is gewand. 25Op de dag van het bloedbad, wanneer de torens vallen, zullen er beken en waterstromen neervloeien van iedere hoge berg en van elke heuvel die zich verheft. 26Dan is het licht van de maan als het licht van de zon, en het zonlicht wordt verzevenvoudigd, als het licht van zeven dagen tegelijk. Op die dag verbindt de HEER de wond van zijn volk en geneest Hij de striemen die het zijn toegebracht.

27De HEER zelf komt van ver, in brandende toorn:

uit zijn neus stijgt dichte rook omhoog,

vervloeking ligt op zijn lippen,

zijn tong is als een verterend vuur,

28zijn adem als een kolkende watervloed

die tot de hals reikt.

Hij komt de volken opschudden met een bedrieglijke wan,

de naties geeft Hij een misleidend bit tussen de kaken.

29Maar bij jullie zullen liederen klinken,

zoals in de nacht van heiliging voor een feest.

Jullie zullen verheugd zijn als een pelgrim

die op de schalmei speelt, op zijn tocht

naar de berg van de HEER, de rots van Israël.

30Dan zal de HEER zijn machtige stem laten horen

en laten zien hoe zijn arm neerkomt,

in grimmige toorn: met een verterend vuur,

met wolkbreuken, stortbuien en hagelstenen.

31Zijn stem zal Assyrië verlammen,

de HEER zal het slaan met een stok.

32Elke keer dat de HEER de tuchtigende staf

op zijn rug laat neerkomen,

zullen de trommels en de lieren klinken.

Met een regen van slagen gaat Hij Assyrië te lijf.

33De offerplaats is sinds lang gereed,

klaargemaakt voor de koning,

met een vuurhaard diep en ruim,

en vuur en hout in overvloed.

Als een stroom van zwavel

steekt de adem van de HEER hem in brand.

Jesaja 31

Alleen de HEER beschermt en bevrijdt

1Wee hun die naar Egypte gaan om hulp,

die hun heil zoeken bij paarden,

vertrouwen op een groot aantal wagens

en een overmacht aan ruiters.

Voor de HEER hebben zij geen oog,

de Heilige van Israël zoeken zij niet,

2terwijl juist Hij wijs is.

Hij brengt onheil

en neemt zijn woord niet terug.

Hij keert zich tegen dat verdorven volk

en tegen hun verderfelijke helpers.

3De Egyptenaren zijn mensen, geen goden,

hun paarden zijn vlees, geen geest.

Strekt de HEER zijn hand uit,

dan struikelt de helper

en valt degene die hulp zocht,

en samen gaan ze te gronde.

4Dit zegt de HEER tegen mij:

Zoals leeuw en welp grommend bij hun prooi staan

– al komen de herders te hoop gelopen,

zij storen zich niet aan hun geschreeuw

en gaan niet voor het rumoer op de vlucht –,

zo komt de HEER van de hemelse machten

om op de hellingen van de Sion te strijden.

5Zoals een vogel boven zijn nest vliegt,

zo waakt de HEER van de hemelse machten over Jeruzalem,

Hij waakt en Hij redt, Hij beschermt en bevrijdt.

6Kinderen van Israël, keer terug naar Hem

van wie jullie zo ver zijn afgedwaald.

7Op die dag zul je de goden verwerpen

die je zondige handen vormden van je goud en zilver.

8Dan wordt Assyrië geveld,

maar niet door het zwaard van een mens;

het wordt verslonden,

maar niet door een mensenzwaard.

Assyrië zal voor het zwaard op de vlucht gaan

en zijn jongemannen zullen dwangarbeid verrichten.

9Verlamd van angst verliest de rots zijn kracht,

ontzet laten zijn aanvoerders hun vaandel achter

– zo spreekt de HEER, wiens vuur brandt in Sion,

wiens oven laait in Jeruzalem.

Jesaja 32

Vrede waar gerechtigheid heerst

1Een koning zal rechtvaardig regeren

en leiders zullen leiden volgens het recht.

2Ze zullen zijn als een beschutting tegen wind,

als een schuilplaats tegen een stortbui,

als waterstromen in een dorre streek,

als de schaduw van een machtige rots

in een uitgedroogd land.

3Ogen zullen niet langer blind zijn,

oren luisteren weer aandachtig;

4de onbezonnen geest verwerft kennis en inzicht,

de tong van stotteraars spreekt vloeiend en vlot.

5Dan wordt een dwaas niet meer edel genoemd,

een bedrieger niet langer aanzienlijk.

6Want een dwaas spreekt dwaas

en zijn hart brengt slechtheid voort:

hij handelt goddeloos

en hij lastert de HEER;

wie honger lijdt laat hij onverzadigd,

de dorstige geeft hij niets te drinken.

7Een bedrieger kiest valse middelen,

hij beraamt snode plannen

en tracht door leugens rond te strooien

de verdrukte in het verderf te storten

en de zwakke die zijn recht bepleit.

8Maar een edel mens zint op edele daden,

hij zet zich in voor al wat edel is.

9Sta op, zorgeloze vrouwen, hoor mij aan,

meisjes vol vertrouwen, luister naar mijn woorden.

10Over iets meer dan een jaar zullen jullie sidderen,

jullie die nu nog vol vertrouwen zijn.

Want dan is er geen wijnoogst meer,

geen pluk die nog vruchten oplevert.

11Beef, jullie zorgelozen,

sidder, jullie die vol vertrouwen zijn.

Kleed je uit tot op het naakte lijf

en trek een rouwkleed aan.

12Ze slaan zich in wanhoop op de borst,

weeklagend om de prachtige akkers,

om de vruchtdragende wijnstokken.

13Dorens en distels overwoekeren

het land van mijn volk,

elk huis waar vreugde heerst

en elke stad vol feestgedruis.

14De vesting zal verlaten liggen,

het rumoer van de stad valt stil.

Burcht en wachttoren worden ruïnes voor altijd,

een lustoord voor wilde ezels,

weidegrond voor het vee.

15Zo zal het blijven totdat van boven

een geest over ons wordt uitgegoten.

Dan zal de woestijn een boomgaard worden,

een boomgaard die is als een woud.

16Het recht zal zich vestigen in de woestijn,

gerechtigheid wonen in de boomgaard.

17Dan zal de gerechtigheid vrede stichten,

ze brengt rust en vertrouwen voor altijd.

18Mijn volk zal wonen in een oase van vrede,

een veilige woonplaats,

een oord van rust en zorgeloosheid.

19Maar het woud van de vijand wordt door hagel geteisterd,

hun stad wordt volledig neergehaald.

20Gelukkig zijn jullie

die zaaien overal waar water is,

die rund en ezel vrij rond laten lopen.

Jesaja 30-32NBV21Open in de Bijbel

Psalmen 149

1Halleluja!

Zing voor de HEER een nieuw lied,

roem Hem te midden van zijn getrouwen.

2Laat Israël verheugd zijn over zijn machtige maker,

het volk van Sion juichen om zijn koning.

3Laten zij dansend zijn naam loven,

bij lier en tamboerijn voor Hem zingen.

4Ja, de HEER vindt vreugde in zijn volk,

Hij kroont de vernederden met de zege.

5Laten zijn getrouwen juichen in luister,

nog jubelen als zij te ruste gaan,

6met een lofzang voor God op de lippen

en een tweesnijdend zwaard in de hand.

7De volken laten boeten,

de naties bestraffen,

8hun koningen in boeien slaan,

hun leiders met ketenen binden,

9het geschreven recht aan hen voltrekken:

dat is de glorie voor al zijn getrouwen.

Halleluja!

Psalmen 149NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons