Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 141 / Rom. 4-5, Ps. 5

Bijbeltekst(en)

Romeinen 4

Abraham

1Wat moeten wij nu zeggen over Abraham, de stamvader van ons volk? Wat heeft hij ondervonden? 2Indien hij rechtvaardig verklaard zou zijn op grond van zijn daden, dan had hij zich daarop kunnen laten voorstaan. Maar niet tegenover God, 3want wat zegt de Schrift? ‘Abraham vertrouwde op God, en dat werd hem als rechtvaardigheid toegerekend.’ 4Iemand die werkt, krijgt zijn loon niet als een gunst maar als een recht. 5Maar als iemand zelf niets inbrengt, maar wel zijn vertrouwen stelt in Hem die de schuldige vrijspreekt, dan wordt zijn vertrouwen hem als rechtvaardigheid toegerekend. 6Zo prijst ook David de mens gelukkig die, zonder eigen inbreng, door God rechtvaardig wordt verklaard: 7‘Gelukkig de mens wiens onrecht is vergeven, wiens zonden zijn bedekt; 8gelukkig de mens wiens zonde de Heer niet telt.’ 9Prijzen deze woorden alleen besneden mensen gelukkig of ook onbesnedenen? We zagen al dat Abrahams vertrouwen hem als rechtvaardigheid werd toegerekend. 10Maar in welke omstandigheden gebeurde dat? Was hij toen besneden of onbesneden? Dat laatste: het gebeurde toen hij nog niet besneden was. 11Het teken van de besnijdenis ontving hij later, om te bezegelen dat hij, als onbesnedene, rechtvaardig was door zijn geloof. Zo werd hij de vader van alle onbesnedenen die geloven, opdat ook zij als rechtvaardigen aangenomen zouden worden. 12En hij werd eveneens de vader van hen die besneden zijn, althans van hen die zich niet alleen hebben laten besnijden maar ook onze vader Abraham volgen in het geloof dat hij als onbesnedene bezat. 13Immers, niet door de wet ontvingen Abraham en zijn nageslacht de belofte dat ze de wereld zouden erven, maar door de rechtvaardigheid die het geloof schenkt. 14Als men op grond van het naleven van de wet erfgenaam zou zijn, zou het geloof zijn betekenis hebben verloren en de belofte zijn ontkracht. 15De wet leidt er namelijk toe dat God straft; zonder wet is er ook geen overtreding. 16Maar de belofte berust op geloof, omdat ze een geschenk van God moest zijn. Want zo is ze van kracht voor heel het nageslacht, niet alleen voor hen die de wet hebben maar ook voor wie delen in het geloof van Abraham, die de vader is van ons allen. 17Er staat immers geschreven: ‘Ik maak je de vader van vele volken.’ En hij is dit ten overstaan van God, die de doden levend maakt en in het leven roept wat niet bestaat. In Hem stelde hij zijn vertrouwen. 18Zelfs toen alle hoop vervlogen was, bleef Abraham hopen en geloven dat hij de vader van vele volken zou worden, zoals hem was beloofd: ‘Zo talrijk zullen je nakomelingen zijn.’ 19Hij was al ongeveer honderd jaar oud, maar zijn geloof verzwakte niet als hij dacht aan zijn uitgeleefde lichaam en aan Sara’s dode schoot. 20Hij twijfelde niet aan Gods belofte; zijn geloof verloor hij niet, integendeel, hij werd erin gesterkt en bewees zo eer aan God. 21Hij was ervan overtuigd dat God bij machte was te doen wat Hij had beloofd, 22en dat geloof werd hem als rechtvaardigheid toegerekend. 23De woorden ‘dat werd hem toegerekend’ zijn niet alleen voor hem opgeschreven, 24maar ook voor ons, want ook wij zullen als rechtvaardigen worden aangenomen omdat we ons vertrouwen stellen in Hem die Jezus, onze Heer, uit de dood heeft opgewekt: 25Hij die werd prijsgegeven om onze zonden en werd opgewekt omwille van onze rechtvaardiging.

Romeinen 5

Leven in vrede met God

1Nu wij rechtvaardig verklaard zijn op grond van geloof, leven we in vrede met God, door onze Heer Jezus Christus. 2Dankzij Hem hebben we door het geloof toegang gekregen tot Gods genade, die ons fundament is, en mogen we ons laten voorstaan op de hoop om in zijn luister te delen. 3En dat niet alleen, we laten ons zelfs voorstaan op de ellende die we ondervinden, omdat we weten dat ellende tot volharding leidt, 4volharding tot betrouwbaarheid, en betrouwbaarheid tot hoop. 5Deze hoop zal niet worden beschaamd, omdat Gods liefde in ons hart is uitgegoten door de heilige Geest, die ons gegeven is. 6Toen wij nog hulpeloos waren is Christus immers voor ons, die op dat moment nog schuldig waren, gestorven. 7Er is bijna niemand die voor een rechtvaardig mens wil sterven; slechts een enkeling durft voor een goed mens zijn leven te geven. 8Maar God bewijst ons zijn liefde, doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. 9Des te zekerder is het dus dat wij, nu we door zijn dood zijn vrijgesproken, dankzij Hem gered zullen worden en niet veroordeeld. 10Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met Hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met Hem zijn verzoend, gered zullen worden door diens leven. 11En meer nog: we mogen ons hierbij laten voorstaan op God, dankzij onze Heer Jezus Christus, door wie wij nu al met God zijn verzoend.

12Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en de dood voor ieder mens is gekomen omdat ieder mens heeft gezondigd ... 13Inderdaad, de zonde was al in de wereld voordat de wet er was; alleen, zonder wet wordt er van de zonde geen rekening bijgehouden. 14Toch heerste de dood in de tijd van Adam tot Mozes over alle mensen, ook al zondigden zij niet zoals Adam door een gebod te overtreden. Nu is Adam de voorafbeelding van Hem die komen zou. 15Maar de genade reikt verder dan de overtreding: als door de overtreding van één mens alle mensen moesten sterven, is het des te zekerder dat de genade van God, het geschenk dat we danken aan die ene mens, Jezus Christus, aan alle mensen overvloedig geschonken wordt. 16Dit geschenk gaat het gevolg van de zonde van één mens verre te boven, want die ene overtreding heeft tot veroordeling geleid, maar de genade die na talloze overtredingen geschonken werd, tot vrijspraak. 17Als de dood kon gaan heersen door de overtreding van één mens, is het des te zekerder dat allen die de genade en de vrijspraak in zo’n overvloed hebben ontvangen, zullen heersen in het eeuwige leven, dankzij die ene mens, Jezus Christus.

18Kortom, zoals de overtreding van één enkel mens ertoe heeft geleid dat allen werden veroordeeld, zo zal de rechtvaardigheid van één enkel mens ertoe leiden dat allen worden vrijgesproken en daardoor zullen leven. 19Zoals door de ongehoorzaamheid van één mens alle mensen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van één mens alle mensen rechtvaardigen worden. 20En later is de wet erbij gekomen, zodat de overtredingen toenamen; maar waar de zonde toenam, werd de genade alleen maar overvloediger. 21Want zoals de zonde heeft geheerst en tot de dood heeft geleid, zo moest door de vrijspraak de genade heersen en tot het eeuwige leven leiden, dankzij Jezus Christus, onze Heer.

Romeinen 4-5NBV21Open in de Bijbel

Psalmen 5

1Voor de koorleider. Bij fluitspel. Een psalm van David.

2Hoor mijn woorden, HEER,

sla acht op mijn klagen.

3Luister naar mijn hulpgeroep,

mijn koning en mijn God,

tot U richt ik mijn bede.

4In de morgen, HEER, hoort U mijn stem,

in de morgen wend ik mij tot U en wacht.

5U bent een God die zich niet verheugt in het kwaad,

bij U is de misdaad niet welkom.

6Gewetenlozen houden geen stand

onder de blik van uw ogen.

U haat allen die onrecht doen,

7leugenaars richt U te gronde.

U verafschuwt, HEER,

wie bedriegt en bloed vergiet.

8Maar ik mag door uw grote liefde uw huis binnengaan,

van ontzag vervuld mij buigen naar uw heilige tempel.

9Leid mij langs mijn belagers, HEER, door uw gerechtigheid,

maak effen de weg die U mij wijst.

10Onwaarheid komt uit hun mond,

onheil huist in hun hart,

een open graf is hun keel,

gespleten is hun tong.

11Laat hen boeten, God,

laat hen in hun eigen valkuil lopen.

Verstoot hen om hun grote wandaden,

want ze zijn opstandig tegen U.

12Er is vreugde bij allen die schuilen bij U,

eeuwige jubel omdat U hen beschermt,

wie uw naam beminnen juichen U toe!

13U zegent de rechtvaardigen, HEER,

als een schild beschut hen uw genade.

Psalmen 5NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons