Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Dag 112 / Deut. 10-11, Ps. 67

Bijbeltekst(en)

Deuteronomium 10

1Toen zei de HEER tegen mij: ‘Hak twee stenen platen uit, gelijk aan de vorige, maak een houten kist en kom naar Mij toe, op de berg. 2Dan zal Ik op die platen de geboden schrijven die ook op de eerste stonden, die jij hebt stukgeslagen. Daarna moet je ze in de kist leggen.’ 3Ik heb toen van acaciahout een kist gemaakt en twee nieuwe stenen platen gehouwen. Daarna ben ik met de twee stenen platen de berg op gegaan. 4En de HEER heeft er hetzelfde op geschreven als de eerste keer: de tien geboden die Hij u vanuit het vuur had bekendgemaakt, toen u bij de berg bijeen was. Hij overhandigde mij de platen, 5waarna ik terugging, de berg af. Ik heb ze in de ark gelegd, de kist die ik in opdracht van de HEER gemaakt had, en daar liggen ze nog.

6Vervolgens zijn de Israëlieten van de bronnen van Bene-Jaäkan naar Mosera getrokken. Aäron is daar toen gestorven en er begraven; zijn zoon Eleazar volgde hem op als priester. 7Ze zijn daarna verder gereisd naar Gudgod en van daar naar Jotbata, dat in een gebied met veel wadi’s ligt. 8In die tijd wees de HEER de stam Levi aan om de ark van het verbond met de HEER te dragen, om voor Hem dienst te doen en in zijn naam de zegen uit te spreken. Zo is het tot op de dag van vandaag. 9Daarom bezitten de Levieten geen eigen grond zoals de anderen; zij mogen immers bestaan van de dienst aan de HEER, zoals Hij hun heeft beloofd.

10Net als de eerste keer heb ik dus veertig dagen en nachten op de berg doorgebracht, en ook ditmaal gaf de HEER mij gehoor: Hij besloot u te sparen. 11En de HEER zei tegen mij: ‘Ga aan het hoofd van het volk weer op weg, dan kunnen ze het land binnengaan dat Ik hun voorouders onder ede heb beloofd, en het in bezit nemen.’

Gehoorzaamheid leidt tot voorspoed

12Israël, bedenk dus dat de HEER, uw God, niets anders van u vraagt dan dat u ontzag voor Hem toont, dat u de weg volgt die Hij u wijst, dat u Hem liefhebt, Hem met hart en ziel dient 13en zijn geboden en wetten, die ik u vandaag voorhoud, naleeft; dan zal het u goed gaan. 14De HEER, aan wie de hoogste hemel toebehoort, en de aarde met alles wat daarop leeft, 15heeft toch alleen voor úw voorouders liefde opgevat en u, hun nazaten, verkozen boven alle volken, en zo is het nog steeds. 16Besnijd daarom uw hart en wees niet langer halsstarrig. 17Want de HEER, uw God, is de hoogste God en Heer. Hij is de grote, de sterke, de ontzagwekkende God. Hij handelt zonder aanzien des persoons en is onomkoopbaar; 18Hij verschaft weduwen en wezen recht, bewijst vreemdelingen zijn liefde door hen van voedsel en kleding te voorzien. 19Ook u moet vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte.

20Toon ontzag voor de HEER, uw God, dien Hem, wees Hem toegedaan en zweer alleen bij zijn naam. 21Zing zijn lof, Hij is uw God! U hebt met eigen ogen gezien welke grootse, indrukwekkende daden Hij voor u heeft verricht: 22met zeventig personen trokken uw voorouders naar Egypte, maar nu heeft Hij u zo talrijk gemaakt als de sterren aan de hemel!

Deuteronomium 11

1Heb daarom de HEER, uw God, lief en houd u aan uw verplichtingen tegenover Hem. Leef zijn wetten, regels en geboden elke dag na. 2Wees u ervan bewust dat uw kinderen geen getuige zijn geweest van het onderricht dat de HEER u gaf, en niet met eigen ogen zijn grootheid hebben gezien, zijn sterke hand en opgeheven arm. 3Wat weten zij van de wonderen en daden die Hij in Egypte verrichtte, ten koste van de farao en zijn hele volk? 4Of van wat Hij met het leger van Egypte en al zijn paarden en wagens heeft gedaan, hoe Hij ze liet verdwijnen in het water van de Rietzee toen ze u achtervolgden, waarmee Hij hun macht heeft gebroken tot op de dag van vandaag? 5Uw kinderen weten toch niet wat Hij in de woestijn voor u heeft gedaan voordat u hier aankwam? 6En wat Hij ten overstaan van het hele volk deed met Datan en Abiram, de zonen van de Rubeniet Eliab: hoe de aarde haar mond opensperde en hen opslokte met hun families, hun tenten en al het vee dat ze bezaten? 7U daarentegen hebt al die machtige daden die de HEER verrichtte met eigen ogen gezien. 8Daarom moet u alle geboden die ik u vandaag voorhoud naleven. Daaruit zult u de moed putten om het land aan de overkant binnen te gaan en het in bezit te nemen. 9Dan zult u lang leven in het land dat de HEER onder ede aan uw voorouders en hun nageslacht heeft beloofd, het land dat overvloeit van melk en honing.

10Want het land dat u in bezit zult nemen is heel anders dan Egypte, waar u vandaan komt. Daar moest u de akkers na het zaaien kunstmatig bevloeien als een groentetuin. 11Maar het land aan de overkant is een land met bergen en dalen, dat zijn dorst lest met het water uit de hemel. 12Het is een land waaraan de HEER, uw God, veel zorg besteedt en waarover Hij waakt, het hele jaar door, van de eerste tot de laatste dag. 13Als u de geboden gehoorzaamt die ik u vandaag voorhoud, en de HEER, uw God, liefhebt en Hem met hart en ziel dient, 14belooft de HEER: ‘Ik zal jullie land op de juiste tijd regen geven, in het najaar en in het voorjaar. Je zult je oogst binnenhalen, graan, wijn en olie, 15en Ik zal groene weiden geven voor je vee. Je zult er volop te eten hebben.’ 16Maar pas op: laat u er niet toe verleiden van de juiste weg af te wijken, voor andere goden neer te knielen en ze te vereren. 17Want dan zal de HEER in woede tegen u ontsteken en de hemel sluiten. Er zal geen regen meer vallen en de hele oogst zal mislukken, en u zult spoedig verdreven worden uit het goede land dat de HEER u zal geven.

18Houd mijn woorden dus in gedachten, maak ze u eigen, draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. 19Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. 20Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad. 21Dan zullen u en uw kinderen lang mogen wonen in het land dat de HEER uw voorouders onder ede heeft beloofd, zolang de hemel boven de aarde staat.

22Wanneer u alle geboden die ik u geef zorgvuldig naleeft, en u de HEER, uw God, liefhebt, Hem bent toegedaan en de weg volgt die Hij wijst, 23dan zal Hij ter wille van u al die volken, die groter en machtiger zijn dan u, verdrijven en hun land aan u in bezit geven. 24Elk stuk grond dat u zult betreden is voor u. Uw gebied zal zich uitstrekken van de woestijn tot aan de Libanon, en van de rivier de Eufraat tot aan de zee in het westen. 25Er zal niemand zijn die tegen u kan standhouden. De HEER, uw God, laat in het land dat u binnengaat iedereen van angst voor u beven, zoals Hij u heeft beloofd.

26Besef goed, vandaag stel ik u voor de keuze tussen zegen en vloek. 27Zegen, als u gehoorzaam bent aan de geboden van de HEER, uw God, zoals ik ze u vandaag voorhoud. 28Vloek, als u zijn geboden niet gehoorzaamt en afwijkt van de weg die ik u vandaag wijs en achter andere goden aan loopt die u eerst niet kende. 29Wanneer u straks door zijn toedoen in het land aankomt dat u in bezit zult nemen, moet u op de Gerizim de zegen uitspreken, en op de Ebal de vloek. 30(Deze bergen liggen ten westen van de Jordaan, ter hoogte van Gilgal, vlak bij de eiken van More. Ze zijn te bereiken over de weg die door het gebied van de Kanaänieten in de Jordaanvallei naar het westen loopt.) 31Straks steekt u de Jordaan over om het land binnen te gaan dat de HEER u zal geven. Wanneer u het in bezit hebt genomen en er woont, 32leef dan alle wetten en regels die ik u vandaag voorhoud strikt na.

Deuteronomium 10-11NBV21Open in de Bijbel

Psalmen 67

1Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een psalm, een lied.

2Moge God ons genadig zijn en ons zegenen,

moge het licht van zijn gelaat over ons schijnen. sela

3Dan zal men op aarde uw weg kennen,

onder alle volken uw reddende kracht.

4Dat de volken U loven, God,

dat alle volken U loven.

5Laten de naties juichen van vreugde,

want U bestuurt de volken rechtvaardig,

U wijst de naties op aarde de weg. sela

6Dat de volken U loven, God,

dat alle volken U loven.

7De aarde heeft een rijke oogst gegeven,

God, onze God, zegent ons.

8Moge God ons zegenen

opdat de einden der aarde

ontzag hebben voor Hem.

Psalmen 67NBV21Open in de Bijbel
Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons