1Heb daarom de HEER, uw God, lief en houd u aan uw verplichtingen tegenover Hem. Leef zijn wetten, regels en geboden elke dag na. 2Wees u ervan bewust dat uw kinderen geen getuige zijn geweest van het onderricht dat de HEER u gaf, en niet met eigen ogen zijn grootheid hebben gezien, zijn sterke hand en opgeheven arm. 3Wat weten zij van de wonderen en daden die Hij in Egypte verrichtte, ten koste van de farao en zijn hele volk? 4Of van wat Hij met het leger van Egypte en al zijn paarden en wagens heeft gedaan, hoe Hij ze liet verdwijnen in het water van de Rietzee toen ze u achtervolgden, waarmee Hij hun macht heeft gebroken tot op de dag van vandaag? 5Uw kinderen weten toch niet wat Hij in de woestijn voor u heeft gedaan voordat u hier aankwam? 6En wat Hij ten overstaan van het hele volk deed met Datan en Abiram, de zonen van de Rubeniet Eliab: hoe de aarde haar mond opensperde en hen opslokte met hun families, hun tenten en al het vee dat ze bezaten? 7U daarentegen hebt al die machtige daden die de HEER verrichtte met eigen ogen gezien. 8Daarom moet u alle geboden die ik u vandaag voorhoud naleven. Daaruit zult u de moed putten om het land aan de overkant binnen te gaan en het in bezit te nemen. 9Dan zult u lang leven in het land dat de HEER onder ede aan uw voorouders en hun nageslacht heeft beloofd, het land dat overvloeit van melk en honing.
10Want het land dat u in bezit zult nemen is heel anders dan Egypte, waar u vandaan komt. Daar moest u de akkers na het zaaien kunstmatig bevloeien als een groentetuin. 11Maar het land aan de overkant is een land met bergen en dalen, dat zijn dorst lest met het water uit de hemel. 12Het is een land waaraan de HEER, uw God, veel zorg besteedt en waarover Hij waakt, het hele jaar door, van de eerste tot de laatste dag. 13Als u de geboden gehoorzaamt die ik u vandaag voorhoud, en de HEER, uw God, liefhebt en Hem met hart en ziel dient, 14belooft de HEER: ‘Ik zal jullie land op de juiste tijd regen geven, in het najaar en in het voorjaar. Je zult je oogst binnenhalen, graan, wijn en olie, 15en Ik zal groene weiden geven voor je vee. Je zult er volop te eten hebben.’ 16Maar pas op: laat u er niet toe verleiden van de juiste weg af te wijken, voor andere goden neer te knielen en ze te vereren. 17Want dan zal de HEER in woede tegen u ontsteken en de hemel sluiten. Er zal geen regen meer vallen en de hele oogst zal mislukken, en u zult spoedig verdreven worden uit het goede land dat de HEER u zal geven.
18Houd mijn woorden dus in gedachten, maak ze u eigen, draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. 19Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. 20Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad. 21Dan zullen u en uw kinderen lang mogen wonen in het land dat de HEER uw voorouders onder ede heeft beloofd, zolang de hemel boven de aarde staat.
22Wanneer u alle geboden die ik u geef zorgvuldig naleeft, en u de HEER, uw God, liefhebt, Hem bent toegedaan en de weg volgt die Hij wijst, 23dan zal Hij ter wille van u al die volken, die groter en machtiger zijn dan u, verdrijven en hun land aan u in bezit geven. 24Elk stuk grond dat u zult betreden is voor u. Uw gebied zal zich uitstrekken van de woestijn tot aan de Libanon, en van de rivier de Eufraat tot aan de zee in het westen. 25Er zal niemand zijn die tegen u kan standhouden. De HEER, uw God, laat in het land dat u binnengaat iedereen van angst voor u beven, zoals Hij u heeft beloofd.
26Besef goed, vandaag stel ik u voor de keuze tussen zegen en vloek. 27Zegen, als u gehoorzaam bent aan de geboden van de HEER, uw God, zoals ik ze u vandaag voorhoud. 28Vloek, als u zijn geboden niet gehoorzaamt en afwijkt van de weg die ik u vandaag wijs en achter andere goden aan loopt die u eerst niet kende. 29Wanneer u straks door zijn toedoen in het land aankomt dat u in bezit zult nemen, moet u op de Gerizim de zegen uitspreken, en op de Ebal de vloek. 30(Deze bergen liggen ten westen van de Jordaan, ter hoogte van Gilgal, vlak bij de eiken van More. Ze zijn te bereiken over de weg die door het gebied van de Kanaänieten in de Jordaanvallei naar het westen loopt.) 31Straks steekt u de Jordaan over om het land binnen te gaan dat de HEER u zal geven. Wanneer u het in bezit hebt genomen en er woont, 32leef dan alle wetten en regels die ik u vandaag voorhoud strikt na.