Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

De offermaaltijd

Bijbeltekst(en)

11Toen ze de helling naar de stad op gingen, kwamen ze een paar meisjes tegen die op weg waren om water te putten. ‘Is de ziener in de stad?’ vroegen ze. 12‘Jazeker,’ antwoordden de meisjes. ‘Als u snel bent, treft u hem nog. Hij is juist vandaag naar de stad teruggekeerd ter gelegenheid van het offerfeest. 13Als u nu de stad binnengaat, treft u hem nog aan voordat hij naar de offerhoogte gaat voor het offermaal. De genodigden wachten namelijk met eten op hem, omdat hij het offer moet zegenen voor ze aan de maaltijd beginnen. Loop maar verder, dan kunt u hem niet missen.’ 14Ze liepen door naar de stad, en juist toen ze de poort binnen wilden gaan kwamen ze Samuel tegen, die op weg was naar buiten, naar de offerhoogte. 15Een dag voor de komst van Saul had de HEER aan Samuel bekendgemaakt: 16‘Morgen om deze tijd stuur Ik je een man uit Benjamin. Hem zul je zalven tot vorst over mijn volk Israël. Hij zal mijn volk bevrijden uit de greep van de Filistijnen, want Ik heb me hun lot aangetrokken en hun roep om hulp gehoord.’ 17Zodra Samuel Saul zag, liet de HEER hem weten: ‘Dit is nu de man over wie Ik je gezegd heb: “Hij zal mijn volk beteugelen.”’ 18In de stadspoort sprak Saul Samuel aan en vroeg hem: ‘Kunt u mij zeggen waar de ziener woont?’ 19‘Ik ben de ziener,’ antwoordde Samuel. ‘Wees mijn gast en ga mee naar de offerhoogte. Vandaag zult u met mij eten en morgenvroeg zal ik u uitgeleide doen. Ik zal u informeren over alles wat u bezighoudt. 20Wat betreft die ezelinnen die nu al drie dagen zoek zijn: maakt u zich geen zorgen, die zijn terecht. Maar naar wie is heel Israël verlangend op zoek? Naar u en uw familie!’ 21‘Maar ik hoor bij Benjamin, een van de kleinste stammen van Israël,’ wierp Saul tegen. ‘En in die stam is mijn familie weer de onbelangrijkste. Hoe kunt u dan zoiets zeggen?’ 22Samuel nam Saul en zijn knecht mee naar de eetzaal en gaf hun daar een plaats aan het hoofd van de tafel. Er waren dertig genodigden. 23Tegen de bereider van het offermaal zei Samuel: ‘Dien nu het stuk vlees op dat ik u gegeven heb met het verzoek het apart te houden.’ 24De man nam de rechterachterbout en diende die aan Saul op. ‘Tast toe,’ zei Samuel, ‘dit stuk is speciaal voor u apart gehouden ter gelegenheid van deze bijeenkomst, die door mij is belegd.’ Toen at Saul met Samuel. 25Daarna gingen ze van de offerhoogte terug naar de stad, waar Samuel op het dak van zijn huis met Saul sprak.

1 Samuel 9:11-25NBV21Open in de Bijbel

In het Bijbelboek Leviticus staan allerlei regels rondom het offeren. Sommige offers zijn bedoeld als dankoffer, anderen als verzoening of boetedoening. In veel gevallen was het offer een relationeel gebeuren, zoals te zien is in het verhaal in 1 Samuel 9. In dit verhaal gaat het om het zewach sjelamim; het vrede- of dankoffer. Zewach betekent: slachten, doden of offeren. Sjelamim komt van sjalom, een woord met een brede betekenis: vrede, gezond zijn, tot bloei kunnen komen, heel zijn, af zijn, ongedeerd zijn. Het zewach sjelamim is een offer uit dank voor de sjalom, de heelheid die God geeft. Door het offer komt de mens met God in sjalom, in harmonie. De maaltijd afkomstig van dit offer wordt beschouwd als een gezamenlijke maaltijd met God zelf. Een deel van dit offer wordt verbrand, een deel is voor de priesters en een deel wordt tijdens een gezamenlijke maaltijd gegeten. Deze offermaaltijd is heel speciaal, want het gaat om gemeenschap, het samen delen en in de aanwezigheid van de Eeuwige zijn. Gemeenschap met elkaar en gemeenschap met de Allerhoogste. Een vreugdemaal dus, om de verbondenheid, de harmonie tussen God en mens te vieren.  

Samen eten om onze verbondenheid met andere mensen te vieren, dat doen we wel vaker. Maar hoe zou een maaltijd (anders dan avondmaal of eucharistie) eruitzien waarbij de verbondenheid met God gevierd wordt? 

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.19.0
Volg ons