1Houd de onderlinge liefde in stand 2en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen. 3Bekommer u om de gevangenen alsof u samen met hen gevangenzat, en om de mishandelden als om mensen die net zo’n lichaam hebben als u.
4Houd het huwelijk in ere, in alle omstandigheden, en houd het echtelijk bed zuiver, want overspeligen en echtbrekers zal God veroordelen. 5Laat uw leven niet beheersen door geldzucht, neem genoegen met wat u hebt. Hij heeft immers zelf gezegd: ‘Nooit zal ik u afvallen, nooit zal ik u verlaten,’ 6zodat we vol vertrouwen kunnen zeggen: ‘De Heer is mijn helper, ik heb niets te vrezen. Wat zouden mensen mij kunnen doen?’
7Denk aan uw leiders, die het woord van God aan u hebben verkondigd, neem een voorbeeld aan hun geloof en kijk vooral goed hoe hun levenswandel eindigt. 8Jezus Christus blijft dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid!
9Laat u niet misleiden door allerlei vreemdsoortige leerstellingen; we doen er goed aan ons te laten sterken door genade, niet door spijzen waar de aanhangers van die stellingen in het geheel geen baat bij hadden. 10Wij hebben een altaar waarvan zij die in de tent dienstdoen niet mogen eten. 11Het bloed dat bestemd is voor het reinigingsoffer wordt door de hogepriester het heiligdom binnengedragen, de kadavers van de offerdieren worden buiten het kamp verbrand. 12Daarom heeft ook Jezus, om met zijn eigen bloed het volk te heiligen, buiten de stadspoort geleden. 13Laten we dus het kamp verlaten, ons bij hem voegen en delen in zijn vernedering. 14Onze stad is immers niet blijvend, wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt. 15Laten we met Jezus’ tussenkomst een dankoffer brengen aan God: het huldebetoon van lippen die zijn naam prijzen, ononderbroken. 16En houd de liefdadigheid en de onderlinge solidariteit in ere, want dat zijn offers waarin God behagen schept.
17Gehoorzaam uw leiders en schik u naar hen, want zij waken over uw leven en zullen daarvan ook rekenschap moeten afleggen. Zorg ervoor dat zij hun taak met vreugde kunnen vervullen, zodat ze geen reden tot klagen hebben: dat zou u zeker niet ten goede komen.
18Bid voor ons. We zijn er weliswaar van overtuigd dat ons geweten zuiver is, omdat we er op elk terrein naar streven het goede te doen, 19maar toch vraag ik dringender dan ooit om uw gebed, zodat ik des te eerder bij u zal worden teruggebracht. 20Moge de God van de vrede, die onze Heer Jezus, de machtige herder van de schapen, door het bloed van het eeuwig verbond uit de wereld van de doden heeft weggeleid, 21u toerusten met al het goede, zodat u zijn wil kunt doen. Moge hij in ons datgene tot stand brengen wat hem welgevallig is, door Jezus Christus, aan wie de eer toekomt, tot in alle eeuwigheid. Amen.
22Ik vraag u dringend, broeders en zusters, ontvankelijk te zijn voor deze woorden van bemoediging, ook al heb ik u maar beknopt geschreven. 23Wist u dat onze broeder Timoteüs is vrijgelaten? Als hij snel genoeg komt, zullen wij u samen kunnen bezoeken.
24Groet al uw leiders en alle heiligen. De gelovigen uit Italië laten u groeten. 25Genade zij met u allen.