Help, jongens in het kinderwerk!
‘Ben ik het enige meisje?’
Ik was net om tafel gaan zitten met elf jongens en één meisje uit groep 7 voor een nieuw seizoen Bijbelkring voor kinderen. Hiervoor had ik ze alle twaalf uit verschillende hoeken in de kerk geplukt, waar ze verstoppertje speelden. Maar we konden beginnen.
‘Ben ik het enige meisje?’ klonk het ineens, allesbehalve enthousiast.
‘Nou, ik ben er ook,’ zei ik, ‘kom gewoon gezellig naast mij zitten.’
Dat deed ze, tot ze halverwege de Bijbelkring naar de wc moest, maar niet terugkwam.
Daar trof ik haar even later huilend aan. ‘Ik vind er niks aan,’ riep ze door de dichte wc-deur, ‘de jongens zijn veel te druk.’
De keer erop kwam ze niet meer, en de rest van het seizoen moesten we het zonder haar doen.
Lastig?
Het meisje verwoordde het gevoel dat kinderwerkers ook kunnen hebben. Jongens zijn druk, wild, luisteren slecht, en willen alleen maar stoeien. Of voetballen. En daar is de ruimte dan weer net te klein voor. Bovendien: we moeten toch met het bijbvelverhaal aan de slag? Dat lijkt slecht samen te gaan met door de ruimte rennen.
In de kerk verwachten we van kinderen dat ze in de kindernevendienst stilzitten en niet wiebelen met de benen. Dat ze gesprekjes voeren en niet steeds tussendoor zeggen: ‘Wanneer gaan we nou eens wat doen?’ Dat ze kleurplaten netjes binnen de lijnen kleuren en er geen vliegtuigjes van vouwen.
Kortom: in de kerk doen we vooral dingen waar meisjes vaak beter in zijn: luisteren, praten, lezen, stilzitten, invoelen. En minder waar veel jongens beter in zijn: humor gebruiken, experimenteren, bewegen, leren door ervaren, niet zeuren over details, relaties opbouwen door fysiek te zijn.
Druktemaker of beelddrager?
Natuurlijk gaan deze algemene typeringen niet altijd op. Er zijn meisjes die in bomen klimmen en jongens die dolgraag knutselen met strijkkralen. Maar wat veel belangrijker is: ieder kind is een uniek kind van God. En druktemakers (van welk geslacht dan ook) zijn evenveel beelddrager van God als rustige knutselaars. Maar die kant van God is soms onderbelicht in de kerk. Impliciet zeggen we regelmatig tegen jongens: Jullie zijn niet goed genoeg. Terwijl er met kleine aanpassingen zo veel meer aan hun basisbehoeften tegemoet kan worden gekomen:
1. Vraag meer mannen voor het kinderwerk.
Mannen die twee stoeiende jongens niet gelijk terechtwijzen en op hun stoel zetten. Mannen die niet op alle slakken zout leggen. Mannen die niet vragen: ‘wat voelde je’ of: ‘wat heb je ervaren,’ maar: ‘wat heb je gedaan?’ Mannen aan wie jongens zich kunnen spiegelen en optrekken.
2. Begin je kinderdienst met bewegen.
Kinderen hebben vaak al een tijdje stilgezeten in de kerk voordat ze naar ‘hun eigen ruimte’ gaan. Laat ze even rennen en ravotten, doe ochtendgymnastiek of begin met een beweegspelletje. De kinderen zullen daarna langer rustig kunnen zitten en zich concentreren.
3. Ga interactief met de Bijbel aan de slag.
Laat de kinderen meespelen terwijl het verhaal wordt gelezen of verteld of laat ze even opspringen als ze bepaalde woorden horen. Laat de kinderen tekenen wat ze voor zich zien tijdens het verhaal. Stel vragen over het Bijbelgedeelte niet in de kring, maar schrijf de vragen op en hang ze door de hele ruimte of misschien wel het hele kerkgebouw. Speel het verhaal uit. Bijbel Basics
4. Wissel het knutselen eens af.
Als kinderwerker willen we vaak niets liever dan dat de kinderen met een leuk, creatief, en mooi gemaakt werkje terugkomen in de kerkzaal om hun ouders te laten weten dat er écht iets is gedaan. Terwijl knutselen vaak veel vraagt van de fijne motoriek, waarin meisjes vaak voorlopen op jongens. Ga eens aan de slag met grote materialen zoals dozen. Laat de kinderen bouwen met Lego, K’nex of blokken. Doe een quiz waarbij de kinderen rennen of in het juiste vak gaan staan, experimenteer met een proefje, of daag de kinderen uit met een estafette waarbij ze Bijbelteksten moeten verzamelen.
En het leuke is … hiermee doe je ook meisjes een groot plezier!
Lucré van Putten