Bijbel in Gewone Taal (BGT)
De Bijbel in Gewone Taal (BGT) is een vertaling van de hele Bijbel, die in 2014 is verschenen.
Gewone taal
De BGT is een vertaling in gewone taal, taal die iedereen kent en gebruikt. Er worden algemeen bekende woorden in gebruikt, en de zinnen zijn overzichtelijk en niet te lang. Door duidelijk verband tussen de zinnen en heldere verwijzingen naar personen en plaatsen ontstaat een samenhangende tekst. De tekst is ingedeeld in korte stukken met een eigen opschrift, dat de kern noemt van het stuk dat volgt.
Bronteksten
De Bijbel in Gewone Taal is een vertaling uit de Hebreeuwse en Griekse bronteksten
- Voor het Nieuwe Testament is de nieuwste wetenschappelijke uitgave van de Griekse tekst gebruikt, die bekend staat als de 28e editie van Nestle-Aland. Dat is op dit moment de betrouwbaarste weergave van het Griekse Nieuwe Testament.
- Voor het Oude Testament is de moderne uitgave van de Hebreeuwse tekst gebruikt, de 5e editie van de Biblia Hebraica Stuttgartensia. In het spoor van deskundigen worden op die tekst soms verbeteringen aangebracht (zoals dat gedaan wordt in bijna alle bijbelvertalingen).
Verschil in brontekst
Bijbelvertalingen kunnen soms van elkaar verschillen doordat ze een verschillende brontekst gevolgd hebben. Twee voorbeelden:
- In Deuteronomium 30:16 lijkt in de Hebreeuwse brontekst een klein stukje te ontbreken. Het vers begint met ‘zoals ik u vandaag te doen geef’. Dat veronderstelt een zinnetje ervoor: ‘Houd u aan de wetten en regels van de Heer, uw God’. In de oudste Griekse vertaling van de Hebreeuwse tekst staat dat er ook, en dit is waarschijnlijk de oorspronkelijke tekst. De meeste vertalingen vullen het ontbrekende stukje aan. De Nieuwe Bijbelvertaling doet dat ook, en de BGT ook.
- Na Handelingen 8:36 volgt in sommige vertalingen een extra vers, dat later aan de oorspronkelijke tekst toegevoegd is. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat dat extra vers in een voetnoot bij de tekst. In de Statenvertaling en in de Herziene Statenvertaling, staat het extra vers gewoon in de hoofdtekst, als vers 37. Daarmee wordt de suggestie gewekt dat dit vers deel uitmaakt van de oorspronkelijke tekst. Omdat de BGT de oorspronkelijke tekst wil bieden, staan zulke latere toevoegingen er niet in.
Indeling
In de Bijbel in Gewone Taal is de tekst overzichtelijk ingedeeld In korte stukken met een opschrift. In zo’n kopje wordt de kern genoemd van de tekst die volgt. Stukken tekst die bij elkaar horen, staan onder één hoofdkop.
Exodus 1 bijvoorbeeld, heeft als hoofdkop ‘De Israëlieten worden onderdrukt’. Dan volgen drie korte stukken, met de kopjes: ‘Het aantal Israëlieten groeit’, ‘Het volk moet voor de farao werken’, en ‘De farao laat de jongetjes doden’.
Beeldspraak
De beeldspraak in de Bijbel is voor ons soms moeilijk te begrijpen. Dan wordt in de Bijbel in Gewone Taal het beeld verduidelijkt.
De betekenis en niet het beeld
Soms werkt het beter om de betekenis van de beeldspraak weer te geven dan het beeld zelf. Bijvoorbeeld bij het beeld van de ‘rots’ als aanduiding voor God. Voor mensen in de bijbelse tijd was het duidelijk dat daarmee Gods kracht wordt bedoeld, die zijn volk veiligheid en bescherming geeft. Door de betekenis van het beeld weer te geven, wordt het voor de huidige lezers net zo duidelijk. Daarom staat er in de BGT in Psalm 19:5 ‘Bij u ben ik veilig’ en in Psalm 42:10 ‘God, die mij beschermt’.
Enkele voorbeelden
- In Ezechiël 37:11 gaat het over de Israëlieten die alle hoop verloren hebben. Ze zeggen dan onder andere: ‘wij zijn afgesneden.’ In de NBV is dat beeld vertaald met ‘onze levensdraad is afgesneden’. In de BGT is vertaald wat de beeldspraak betekent: ‘het is afgelopen met ons.’
- In Matteüs 5:6 gaat het in veel vertalingen over mensen die ‘hongeren en dorsten naar gerechtigheid’. ‘Gerechtigheid’ betekent in het boek Matteüs ‘wat God wil’, ‘wat God van ons vraagt’. En ‘hongeren en dorsten naar iets’ is een beeld voor ergens heel sterk naar verlangen. In Matteüs 5:6 staat dus in de BGT ‘mensen die doen wat God wil, en dat het allerbelangrijkste vinden.’
- In Matteüs 6:30 wordt gezegd dat God het gras ‘kleedt’. In de BGT wordt een makkelijker beeld gebruikt: God versiert het gras met bloemen.
Verduidelijking
De Bijbel in Gewone Taal verduidelijkt vaker iets in de tekst dan andere vertalingen.
Enkele voorbeelden
- In de brontekst van Exodus 1:22 staat dat alle pasgeboren jongetjes in de Nijl gegooid moeten worden. De meeste vertalingen verduidelijken dat bedoeld is: alle Israëlitische jongetjes. Ook in de BGT staat ‘alle pasgeboren jongetjes van de Israëlieten’.
- In Matteüs 7:1-2 staan in de brontekst passieve vormen: ‘dan word je ook zelf niet veroordeeld’. In het Nieuwe Testament kan zo’n formulering met ‘worden’, een passieve vorm, gebruikt worden om over een handeling van God te spreken. In de BGT is dat expliciet gemaakt: ‘dan zal God jou ook niet veroordelen’.
- In Romeinen 8:32 zegt de brontekst dat God aan ons ‘alles’ zal geven, net zoals hij aan Christus ‘alles’ gegeven heeft. Wat God aan Christus gegeven heeft, is duidelijk in dit gedeelte: God heeft hem laten opstaan uit de dood en hem in de hemel de hoogste plaats gegeven. ‘Alles’ betekent hier dus ‘het hemelse leven, het eeuwige leven bij God’. In de BGT is concreet vertaald met ‘het eeuwige leven.’
Verduidelijking van de situatie
Sommige dingen spraken vanzelf in de tijd van de Bijbel, maar niet voor de lezers van nu. Het kan gaan om situaties van toen en om ideeën uit die tijd, die voor ons vandaag moeilijk te begrijpen zijn. Maar het kan ook gaan om hele gewone zaken uit het dagelijks leven van toen.
Een voorbeeld
- In Handelingen 10:9 staat dat Petrus
‘naar het dak’ ging om te bidden. In de tijd van de Bijbel klonk dat heel normaal, maar voor ons klinkt het vreemd. Die vreemdheid wordt weggenomen in de BGT door te verduidelijken dat alle huizen een plat dak hadden. Het dak was de meest geschikte plek om je even terug te trekken. In de BGT klinkt Handelingen 10:9 zo: ‘Op dat moment ging Petrus naar het platte dak van het huis om te bidden.’
Moeilijke woorden
In de Bijbel in Gewone Taal worden gewone woorden gebruikt die iedereen kent. Moeilijke en ongewone woorden worden zo veel mogelijk vermeden. Vaak kan een moeilijk woord worden ingewisseld voor een gewoon woord dat ongeveer hetzelfde betekent. In andere gevallen wordt een moeilijke term weergegeven met een zinnetje dat de betekenis duidelijk maakt.
Enkele voorbeelden
- In Exodus 1:11 staat in veel vertalingen dat de Israëlieten ‘voorraadsteden’ moeten bouwen. Dat woord staat niet in het woordenboek van Van Dale, en het is zeker geen gewoon woord. De BGT heeft daarom ‘steden waar de farao zijn voorraden wilde bewaren’.
- In Exodus 2:7 wordt in de meeste vertalingen het woord ‘voedster’ gebruikt, maar in de BGT is het ‘een vrouw die het kind de borst kan geven’.
- In Psalm 19:2 gaat het over ‘de hoge hemel’. In andere vertalingen staat een onbekender woord als ‘het uitspansel’ of ‘het gewelf’.
- In Matteüs 5:15, staat in andere vertalingen ‘korenmaat’, in de BGT staat ‘emmer’.
- In Romeinen 8:33 staat in veel vertalingen de term ‘Gods uitverkorenen’. Die lastige term wordt in de BGT weergegeven als ‘God heeft ons uitgekozen’.
Op deze manier probeert de Bijbel in Gewone Taal alles te zeggen in gewone woorden.
Retorische vragen
In de Bijbel komen nogal eens retorische vragen voor. Vragen die niet bedoeld zijn als een echte vraag, maar als een stellige uitspraak. Als uit de situatie niet af te leiden is, dat het geen echte vraag is, kan er verwarring ontstaan. De Bijbel in Gewone Taal geeft een retorische vraag daarom vaak weer als een stellige uitspraak, of geeft het antwoord dat verwacht wordt.
Twee voorbeelden
- In Romeinen 8:31-35 staat in de brontekst in elk vers een retorische vraag. In de BGT is in vers 31 een deel van de vraag blijven staan. Er staat eerst als een zekerheid ‘God houdt van ons’. Dan volgt een vraag ‘Voor wie zouden wij dan nog bang moeten zijn?’ Er komt geen antwoord, maar door wat eraan voorafgaat, begrijpt de lezer dat dat antwoord moet zijn: Voor niemand!
- In Romeinen 8:32 is de vraag als een krachtige mededeling vertaald: ‘Maar dan is het zeker dat …’ De vraag uit vers 33 is als een vraag vertaald, maar hij wordt gevolgd door het antwoord dat verwacht wordt: ‘Nee!’ En in vers 35 zijn de vragen weer als een stellige uitspraak vertaald: ‘Christus houdt van ons. Niets kan dat veranderen.’
Traditionele begrippen
Voor traditionele bijbelse begrippen worden in de Bijbel in Gewone Taal vaak gewone woorden gekozen. In de BGT wordt bijvoorbeeld niet gesproken over ‘genade’, maar over ‘goedheid’. Vaak wordt dit begrip met een zinnetje omschreven, zoals 'God is goed voor ons’.
Verbond
Een ander voorbeeld is de term ‘verbond’. In de bijbelse term ‘verbond’ komen twee elementen samen: belofte en afspraak. Meestal kun je heel goed bepalen om welk van beide elementen het gaat in de tekst. Door steeds een keuze te maken voor ‘afspraak’ of ‘belofte’, worden de teksten veel duidelijker:
- Genesis 9:9: 'Verder zei God tegen Noach en zijn zonen: "Nu ga ik een belofte doen aan jullie en aan de mensen die na jullie leven."''
- Deuteronomium 4:23: 'Vergeet nooit de afspraak die de Heer, jullie God, met jullie gemaakt heeft.'
Rechtvaardigen
In oudere vertalingen staat in de brieven van Paulus regelmatig het werkwoord ‘rechtvaardigen’. Het wordt dan niet gebruikt in de nu gewone betekenis: een goede reden voor iets geven. Het gaat er bij Paulus om dat de christenen ‘in de ogen van God rechtvaardig zijn’ op grond van hun geloof in Christus. Duidelijker gezegd: God beschouwt hen als goede mensen, God ziet hen als goede mensen. Zo wordt deze term weergegeven in de Bijbel in Gewone Taal. Bijvoorbeeld in Romeinen 8:33: ‘God ziet ons als goede mensen’.
De BGT laat niet alle bijbelse begrippen weg
Het is niet zo dat alle bijbelse begrippen verdwenen zijn uit de BGT. Woorden als ‘zonde’, ‘zondigen’ en ‘zegenen’ komen wel voor in de BGT, maar minder vaak dan in andere vertalingen. Als het mogelijk is, wordt gekozen voor gewone woorden. Het woord ‘zonden’ wordt dan bijvoorbeeld ‘fouten’ of ‘slechte daden’. En het werkwoord ‘zondigen’ wordt dan ‘verkeerde dingen doen’, ‘doen wat God niet wil’, of ‘verkeerd leven’.
Bovendien komt er bij de vertaling een woordenlijst waarin allerlei bijbelse begrippen worden toegelicht. Daardoor kunnen bijvoorbeeld ook woorden als ‘rein’ en ‘onrein’ gebruikt worden in de Bijbel in Gewone Taal.
Verschillende woorden
Soms worden in een tekst voor één persoon verschillende namen of verschillende aanduidingen gebruikt. Meestal gaat het om varianten die ongeveer hetzelfde betekenen.
Zulke variatie in de bijbelse teksten kan voor de lezer verwarrend zijn. Het lijkt dan bijvoorbeeld alsof het over verschillende personen gaat. Om die verwarring te voorkomen, kan de Bijbel in Gewone Taal kiezen voor één naam of één aanduiding.
Enkele voorbeelden
- In Exodus 1 staat in vers 8 en vers 15 ‘de koning’ en in vers 11, 19 en 22 ‘de farao’. Dat zijn twee aanduidingen van dezelfde persoon. Voor de duidelijkheid gebruikt de BGT in deze verzen steeds ‘de farao’.
- In Exodus 1 gaat het over de Israëlieten. als aanduiding van het volk. Maar in vers 16 en 19 is sprake van ‘Hebreeuwse vrouwen’. Daarmee worden de Israëlitische vrouwen bedoeld, maar voor de lezer kan die afwisseling verwarrend zijn. Daarom spreekt de BGT in deze verzen ook over ‘Israëlitische vrouwen’.
- In Exodus 1:1 staan in dezelfde zin de namen Israël en Jakob. Het lijkt over twee verschillende personen te gaan, maar dat is niet het geval. Om verwarring te voorkomen, kiest de BGT hier voor één van de twee namen. Dat is de naam die ook in de verzen erna wordt gebruikt: Jakob.
- In Psalm 19:12-14 heeft de dichter het over ‘uw dienaar’, waarmee hij zichzelf bedoelt. In vers 13 en 15 verwijst hij naar zichzelf met ‘ik’. In de BGT is steeds met ‘ik’ verwezen.
Daarbij speelt mee dat ‘uw dienaar’ in het Hebreeuws een manier van spreken is, waarmee iemand zich respectvol opstelt tegenover iemand die boven hem staat. Omdat wij die manier van spreken niet kennen, staat de aanduiding ‘uw dienaar’ het begrip van de tekst in de weg. Het is daarom beter om steeds over ‘ik’ te spreken, en de respectvolle opstelling van de spreker op een andere manier duidelijk te maken.
Ook hier kiest de Bijbel in Gewone Taal dus voor duidelijkheid. Daardoor wordt de tekst makkelijker leesbaar en begrijpelijker.
Verzen samennemen
Voor de duidelijkheid kan de volgorde van zinnen binnen een vers omgedraaid worden. Maar soms gebeurt er in de Bijbel in Gewone Taal meer, en wordt een zin naar een ander vers verplaatst.
Enkele voorbeelden
- In (Exodus 1:13-14) zijn twee verzen bij elkaar genomen. In de brontekst wordt eerst in vers 13 verteld dat de Israëlieten mishandeld werden, daarna wat voor werk ze moeten doen, en aan het eind van vers 14 nog een keer dat ze mishandeld worden. Dat is een vorm van vertellen die voor moderne lezers verwarrend kan zijn. De BGT kiest voor een meer natuurlijke volgorde. Eerst wordt verteld wat de Israëlieten moeten doen. Daarna wordt één keer verteld dat ze slecht behandeld worden bij het werk.
- In Deuteronomium 6:10-11 wordt een opsomming gegeven van alles wat de Israëlieten zullen krijgen in het land dat God aan hen zal geven. Steeds staat erbij dat ze er niets voor hoeven te doen: ze zullen steden hebben die ze niet hoefden te bouwen, schuren die ze niet zelf hoefden te vullen, waterputten die ze niet zelf hoefden te graven, en wijngaarden en olijfbomen die ze niet zelf hoefden te planten. Op deze manier is het een lange en ingewikkelde opsomming.
In de BGT wordt eerst alles genoemd wat de Israëlieten krijgen in het nieuwe land: steden, schuren, waterputten, wijngaarden. Daarna wordt verteld dat ze er niets voor hoeven te doen: ze hoeven niet te bouwen, te graven of te planten. Op deze manier wordt de tekst leesbaarder en duidelijker, zonder dat er belangrijke informatie verloren gaat. - In Handelingen 8:26 geeft de engel Filippus de opdracht om naar de weg van Jeruzalem naar Gaza te gaan. Daarna staat er in de brontekst ‘die weg is verlaten’. In sommige vertalingen lijkt het alsof de engel dat nog zegt, maar dat is niet de bedoeling. Het gaat niet om informatie van de engel voor Filippus, maar om informatie van de schrijver voor de lezer. De lezer moet begrijpen wat de situatie is: op het heetste moment van de dag is er normaal geen mens onderweg. Op dat moment loopt Filippus langs een weg die helemaal verlaten is. En daar komt hij opeens iemand tegen. De goede verstaander begrijpt dat deze ontmoeting door de Geest is voorzien en gepland. De woorden ‘die weg is verlaten’ geven dus een belangrijke aanwijzing. In de BGT is dit zinnetje daarom iets doorgeschoven, zodat het de aandacht krijgt die het nodig heeft:
Een engel van de Heer zei tegen Filippus: ‘Je moet op reis gaan. Ga naar de weg die van Jeruzalem naar de stad Gaza loopt. Zorg dat je daar midden op de dag bent.’ Filippus deed wat de engel zei. De weg was verlaten. Maar opeens kwam er iemand aan.
De nummers van vers 26 en 27 zijn bij elkaar genomen omdat het zinnetje over de weg verplaatst is van vers 26 naar vers 27.
Volgorde
In de Bijbel in Gewone Taal wordt soms de volgorde van de zinnen omgedraaid, zodat de informatie in een logische volgorde staat.
Enkele voorbeelden
- In Matteüs 6:25 staat in de meeste vertalingen dat je je geen zorgen moet maken over je leven en je eten en drinken, of over je lichaam en je kleren. Daarna volgt de reden: het leven is belangrijker dan eten en drinken, en je lichaam is belangrijker dan kleren. In de BGT staan eerst de zinnen over het eten en drinken bij elkaar, en daarna de zinnen over de kleren:
‘Luister naar mijn woorden: Maak je geen zorgen over eten en drinken. Want je leven is veel belangrijker dan eten en drinken. En maak je geen zorgen over kleren. Want je lichaam is veel belangrijker dan kleren.’
- Een ander voorbeeld is Exodus 1:1. Als je de volgorde van de bijbelse tekst zou aanhouden, dan begint het boek met deze zin: ‘Nu volgen de namen van de zonen van Jakob die meegegaan waren naar Egypte, ze waren allemaal met hun gezin gekomen.’
Als begin van een nieuw bijbelboek is dat lastig voor de lezer. Door te schuiven met de volgorde van informatie, kan hetzelfde duidelijker gezegd worden:
'Jakob was naar Egypte gegaan met zijn zonen en hun gezinnen. Die zonen heetten: Ruben, Simeon, Levi, Juda, ....'
Wie of wat?
In Bijbel in Gewone Taal zijn verwijzingen ondubbelzinnig. Het is duidelijk wie er wordt bedoeld met ‘hij’ of ‘zij’, en wat er wordt bedoeld met ‘deze’ of ‘daar’. Als woorden als ‘hij’ of ‘zij’ naar verschillende personen kunnen verwijzen, geeft de BGT verduidelijking.
Enkele voorbeelden
- In Exodus 2:10 gaat het in de bijbelse tekst over ‘hij’ en ‘zij’: ‘Toen hij groot was, bracht zij hem naar de dochter van de farao.’ De BGT helpt de lezer om te begrijpen over wie het gaat: ‘Toen het jongetje groot genoeg was, bracht de moeder hem naar de dochter van de farao.’
- In Matteüs 5:1 staat in de brontekst ‘hij’. Omdat dit vers in de BGT het begin is van een nieuw gedeelte, wordt duidelijk gemaakt dat daarmee Jezus bedoeld is: ‘Toen Jezus al die mensen zag …’
Het gaat in zulke gevallen altijd om verduidelijking van informatie die al in de tekst zit. Er wordt informatie expliciet gemaakt die impliciet al in de tekst aanwezig is.