Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Trouw in het Oude Testament: trouw van mensen

Mensen worden in het Oude Testament aangemoedigd om betrouwbaar te zijn in hun spreken en handelen. Trouw moet centraal staan in hun relatie met God en met andere mensen.

Waarin moeten mensen betrouwbaar en trouw zijn?

Vooral in de wijsheidsliteratuur en de profeten worden mensen aangespoord om trouw en betrouwbaar te zijn:

  • in hun spreken;
  • in hun handelen;
  • in relaties van vriendschap en liefde;
  • in hun relatie tot God.

Betrouwbaar in spreken

Betrouwbare woorden zijn woorden die overeenkomen met de waarheid. Betrouwbaar zijn in het spreken betekent dus: de waarheid spreken. Dat is met name belangrijk als iemand getuige is tijdens een rechtszaak (Spreuken 14:5), maar het geldt ook voor andere situaties (Spreuken 12:19).

Betrouwbaar in handelen

Mensen moeten ook betrouwbaar zijn in hun gedrag. Ze moeten oprecht, eerlijk en rechtvaardig handelen, zodat anderen hen kunnen vertrouwen.
Voorbeelden zijn Exodus 18:21, waar het gaat over ‘mannen die betrouwbaar zijn en zich niet laten omkopen’, en Spreuken 29:14, waar het gaat over de koning die een oordeel velt ‘in betrouwbaarheid’.

Trouw in vriendschap en huwelijk

Trouw en liefde zijn in het Oude Testament zo nauw met elkaar verweven dat er één woord is dat beide betekenissen in zich draagt: het woordje chesed. Je zou dit woord ook kunnen vertalen als ‘liefdevolle trouw’. Met chesed wordt bijvoorbeeld de trouw van Ruth aan haar schoonmoeder Noömi aangeduid (Ruth 3:10).
Trouw binnen het huwelijk komt aan de orde in Hosea en Jeremia, waar het symbool staat voor Gods verbondstrouw. Tegenover de ontrouw van de overspelige vrouw (Israël) staat de trouw van haar man (de Heer): ‘Ik zal je voorgoed tot mijn vrouw maken, ik zal je hecht aan mij verbinden, door liefde (chesed) en ontferming. Mijn vrouw zul je zijn, want ik beloof je trouw (emuna)’ (Hosea 2:21-22).

Trouw in relatie tot God

Ten slotte betekent trouw: vasthouden aan God. Dat houdt in dat mensen trouw, oprecht en met heel hun hart God moeten dienen (1 Samuel 12:24), en dat ze geen andere goden mogen vereren (Jozua 24:14).
Personen die trouw worden genoemd omdat ze in gehoorzaamheid aan God leven, zijn Mozes (Numeri 12:7), Samuel (1 Samuel 2:35) en Hizkia (2 Koningen 18:6).

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons