Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap

Trouw in het Oude Testament

‘Trouw’ verwijst in het Oude Testament naar de betrouwbaarheid en bestendigheid van een persoon. Het is een eigenschap die kenmerkend is voor Gods wezen en voor zijn handelen naar mensen toe. Ook mensen moeten trouw nastreven, zowel onderling als in relatie tot God.

Woorden voor ‘trouw’

In de NBV worden verschillende Hebreeuwse begrippen met ‘trouw’ vertaald. De twee belangrijkste zijn afkomstig van het werkwoord 'aman, dat ‘vast zijn’ of ‘betrouwbaar zijn’ betekent.
De twee hiervan afgeleide zelfstandig naamwoorden, 'emet en 'emuna, betekenen dan ook in de eerste plaats ‘vastheid’ of ‘betrouwbaarheid’. Maar vandaaruit hebben deze woorden ook andere betekenissen gekregen: 'emet kan ook ‘trouw’ en ‘waarheid’ betekenen; 'emuna kan ook ‘trouw’ en ‘oprechtheid’ betekenen.

Verbondstrouw

Naast 'emet en 'emuna is er nog een derde belangrijk woord in de betekenis van ‘trouw’ in het Bijbels Hebreeuws, namelijk chesed. Dit woord wordt in het bijzonder gebruikt om de trouw en liefde uit te drukken die God aan zijn volk toont door het verbond dat hij met hen gesloten heeft. Chesed komt in de Hebreeuwse Bijbel regelmatig voor met de woorden 'emet of 'emuna.

Trouw in de relatie tot anderen

Het Oude Testament gebruikt het woord 'emet voor zaken of personen die betrouwbaar zijn en waarop men kan vertrouwen. Bijvoorbeeld een betrouwbaar, oftewel een waar woord (Spreuken 12:19) of betrouwbare rechtspraak die recht doet aan de waarheid (Zacharia 7:9).
Bij de mens verwijst 'emet naar iets dat hem en zijn handelen zou moeten bepalen:

  • naar zijn naasten moet hij trouw zijn (Spreuken 3:3-4;
  • in zijn spreken moet hij de waarheid spreken (Zacharia 8:16;
  • in zijn handelen moet hij betrouwbaar en bestendig zijn (Exodus 18:21).

Innerlijke trouw

Bij 'emet gaat het vooral om de manier waarop men zich tot anderen verhoudt. Bij 'emuna ligt de nadruk op de innerlijke houding en het daaruit voortvloeiende gedrag. Die innerlijke houding kan aangeduid worden als integriteit, betrouwbaarheid en oprechtheid.
Het gedrag dat daaruit voortkomt, kan omschreven worden als gewetensvol en te goeder trouw handelen Dit gedrag is kenmerkend voor de rechtvaardige (zie Habakuk 2:4): ‘Wie niet oprecht is kwijnt weg, maar de rechtvaardige zal leven door zijn trouw.’

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.25.2
Volg ons