Genade in de Bijbel
Genade is de onverdiende gunst of goedheid die iemand laat blijken aan een ander, die meestal qua positie onder hem staat. In de Bijbel gaat het vaak over de genade die God aan de mens schenkt. Genade is in de Bijbel een van de eigenschappen die God karakteriseren.
- Genade betekent in het Oude Testament meestal: de gunst die God aan de mens schenkt. Maar genade kan ook betrekking hebben op de verhouding tussen mensen onderling.
- Genade is in het Nieuwe Testament de onverdiende gunst en de goedheid die God aan mensen laat blijken. Vaak wordt dit verder ingevuld als Gods redding van de mensen door Jezus Christus.
Genade in het Oude Testament
Genade in het Nieuwe Testament
In vertalingen van het Nieuwe Testament is ‘genade’ meestal de weergave van het Griekse woord charis. Dat woord betekent ‘gunst’ of ‘goedgunstigheid’, maar kan daarnaast ook ‘goedheid’, ‘geschenk’, ‘dank’, ‘zegen’ of ‘plezier’ betekenen.
Genade als hulp van God
Genade duidt in het Nieuwe Testament meestal op de hulp die God aan mensen geeft, of op de zegen
Genade als Gods redding door Christus
Genade verwijst in het Nieuwe Testament ook vaak naar de genade die God aan de mensen bewezen heeft dankzij Jezus Christus
Ook in andere delen van het Nieuwe Testament, zoals in het evangelie volgens Johannes
Geestelijke gaven als genade
Het woordje charis (‘genade’) wordt in het Nieuwe Testament soms gebruikt met ongeveer dezelfde betekenis als charisma. Dan duidt het op geestelijke gaven waarmee gelovigen door God worden toegerust. Zo bestaat de ‘genade’ (charis) die Paulus van God ontvangt uit zijn apostelschap (Romeinen 12:3). Hier ligt waarschijnlijk het idee achter dat christenen van God ‘uit genade’ gaven ontvingen om de kerk op te bouwen.