Context en aantekeningen bij Jesaja 40:1-11
Hier vind je informatie over de context van Jesaja 40:1-11 en aantekeningen bij de tekst.
Het boek Jesaja als geheel
Zie voor meer informatie over o.a. de auteur, genre, datering en indeling van Jesaja de toelichting in het eerste item van deze serie
Plek van deze passage in het geheel
Jesaja 40 is het openingshoofdstuk van het tweede deel van het boek Jesaja (Jesaja 40-55). Dit deel is bekend om zijn heilsprofetieën over de Judese ballingen in Babel. Het wordt ook Deutero-Jesaja (de tweede Jesaja) genoemd. In Jesaja 40:1-11 komen in het kort de belangrijkste thema’s van deze profeet aan de orde: het volk in ballingschap wordt getroost, aan de ballingschap zal een einde komen en het volk zal terugkeren naar Sion. In het eerste deel van Deutero-Jesaja (40-48) ligt het accent op het ingrijpen van JHWH: hij stuurt Cyrus de Pers, die een einde maakt aan de Babylonische heerschappij. Daardoor komt er een einde aan de ballingschap van het volk Israël. De woorden van troost en bemoediging moeten door de profeet worden doorgegeven aan de Judese ballingen in Babylonië. Uiteindelijk moeten ze ook klinken in Jeruzalem en in de andere steden van Juda.
Jesaja 40:1-11 is ingedeeld in vier delen:
- Vers 1-2: De profeet hoort Gods opdracht om zijn volk te troosten nu de slavendienst voorbij is.
- Vers 3-5: Een stem kondigt de komst van de HEER aan die zijn luister voor alle volken zal openbaren.
- Vers 6-8: Een stem geeft opdracht tot profeteren en een andere stem is pessimistisch. De strofe eindigt met een antwoord.
- Vers 9-11: Het goede nieuws klinkt in de vorm van een oproep van de profeet aan Jeruzalem om dat nieuws verder te verspreiden. God zal zijn koninkrijk vestigen en troost brengen.
Aantekeningen
Bij vers 1:
- Dit hoofdstuk herneemt een aantal elementen uit Jesaja 6, waarin Jesaja in een visioen van Gods troon werd geroepen tot profeet. Waarschijnlijk is hoofdstuk 40:1-11 ook een visioen, waarin een nieuwe missie wordt ontvouwd. De profeet geeft weer wat hij vanuit de hemelse raad bij Gods troon heeft vernomen.
- Troost, troost mijn volk, zegt jullie God: Zonder de boodschap in te leiden of context te geven brengt de profeet aan het volk over wat hij heeft gehoord. Wie het volk precies moeten gaan troosten, is niet duidelijk en kennelijk minder belangrijk dan dat er troost komt. In het vervolg wordt het nieuws als het ware steeds doorgegeven. Zie voor die oproep om de boodschap van bevrijding door te geven ook Jesaja 48:20-21.
- mijn volk: Israël wordt weer ‘mijn volk’ (vgl. het oordeel in Hos. 1:9 en de belofte in Hos. 2:23-25).
Bij vers 2:
- Spreek Jeruzalem moed in: De Hebreeuwse uitdrukking dabbǝrû ʿal-lēb (‘spreek tot het hart van’) kan onder andere betekenen dat mensen bemoedigd worden. In de context van Jesaja 40, waarin in Jesaja 40:1 het werkwoord nḥm, ‘troosten’, zo’n belangrijke plaats heeft, is de vertaling ‘spreek Jeruzalem moed in’ het meest voor de hand liggend.
- maak haar bekend: Hier volgt de bekendmaking dat er weer ruimte komt voor troost, maar de eigenlijke troostboodschap volgt in vers 9-11.
- slavendienst: Het Hebreeuwse woord ṣābāʾ, hier opgevat als ‘dienst’, ‘slavendienst’, heeft op sommige plaatsen in het Oude Testament een militaire betekenis. Het kan echter ook duiden op het ambtelijke werk van de Levieten, of het harde werk van een dagloner of iemand die een schuld moet afbetalen. Het element van schuldslavernij staat hier in de context van Jesaja 40 (vergelijk ook Jesaja 50:1) op de voorgrond.
- haar schuld (…) dubbele straf: Bedoeld zijn de verovering en verwoesting van Jeruzalem en de ballingschap in Babylonië. Het betalen van een dubbele vergoeding is in Exodus 22:6-8 verbonden aan diefstal. De gedachte van zonde als financiële schuld wordt na de ballingschap een belangrijke metafoor. Voor de eerste lezers was dit nieuwe, sprekende beeldspraak.
Bij vers 3:
- een stem roept: De letterlijke vertaling met ‘een stem roept’ laat ruimte voor interpretatie open. Onduidelijk is wie roept: is het God of een boodschapper namens God? In het Nieuwe Testament is dit vers toegepast op het optreden van Johannes de Doper. Vergelijk Matteüs 3:3; Marcus 1:2-4; Lucas 3:4-6; Johannes 1:23.
- Baan voor de HEER een weg: Dit doet denken aan wegen voor koninklijke en godsdienstige processies die bekend zijn uit Babylonische teksten. De profetie veronderstelt dat JHWH Jeruzalem heeft verlaten en vanuit de woestijn via een koninklijke weg terugkeert om zijn luister te openbaren (vgl. Jes. 63:1; Ezech. 9:9; 11:23; Hos. 2:16). De oproep is kennelijk gericht tot de koninklijke helpers (of dat hemelse of aardse dienaren zijn en wie dan precies, laat de tekst open). Het gaat hier primair om een poëtisch beeld. Veel uitleggers denken dat dit gepaard gaat met een concretere geografische betekenis: vanuit Babel keren de ballingen via een weg door de woestijn terug naar Jeruzalem. In latere Joodse teksten wordt het banen van een weg voor God in ethische zin opgevat: ga leven in overeenstemming met Gods wil.
- een weg door de woestijn: Het motief van ‘de weg’ is een verwijzing naar de nieuwe exodus (zie Jes. 57:14; 62:10.
Bron: Studiebijbel in Perspectief, aangepast
Bij vers 5:
- luister: In het Hebreeuws is het woord kābôd gebruikt, een woord dat in de NBV21 is weergegeven met ‘majesteit’, ‘eer’, ‘glorie’ en ‘luister’. De luister van God wordt zichtbaar in de wijze waarop de ballingen voor het oog van de hele wereld uit Babel naar Jeruzalem worden geleid. Het Nieuwe Testament identificeert de openbaring van Gods luister met de komst van Jezus Christus onder de mensen (Luc. 3:6; Joh. 1:1-18; Hebr. 1:2-3).
- al wat leeft: De Hebreeuwse uitdrukking kol-bāśār (‘alle vlees’) wordt zowel voor mensen als dieren gebruikt en verwijst naar de mensheid en/of het dierenrijk in z’n algemeen. Met de uitdrukking worden in Jesaja 40-55 vooral de Israël omringende volken aangeduid.
- Bij vers 6:een stem zegt (…) een stem antwoordt: In vers 6-8 gaat de profeet in gesprek met degene die hem de opdracht tot profeteren geeft. De aanmoediging om als profeet op te treden is nodig, want de profeet lijkt te twijfelen aan de zin van zijn roeping. Vanwege het pessimisme dat doorklinkt in Jesaja 40:6-7 is in de NBV21 de tegenvraag vertaald met ‘wat zou ik roepen’. Het antwoord op de tegenvraag wordt dan gegeven in vers 8.
- de mens: Het Hebreeuwse kol-habbāśār (‘al het vlees’) is hier een aanduiding van de mens als vergankelijk wezen.
- teer: In de Hebreeuwse tekst staat dat de ḥesed van de mens als een bloem in het veld is. Dit woord heeft een breed betekenisveld: liefde, trouw, goedheid, schoonheid, kracht, standvastigheid. In het citaat van deze passage in 1 Petrus 1:24 wordt het Griekse woord doxa gebruikt (NBV21: ‘zijn schoonheid [is] als een bloem in het veld’). Maar in Jesaja is de betekenis ‘schoonheid’ minder waarschijnlijk, omdat die is afgeleid uit een latere fase van het Hebreeuws. Men geeft daarom de voorkeur aan de betekenis ‘kracht’. ‘Zijn kracht is als een veldbloem’ (d.w.z. is vergankelijk) werd in de Nieuwe Bijbelvertaling weergeven als ‘hij bloeit als een veldbloem’. In de NBV21 is er afstemming gezocht met 1 Petrus 1:24, wat geleid heeft tot ‘teer als een bloem in het veld’. Het woord ‘kracht’ is dus vertaald met het antoniem ‘teer’; er is immers bedoeld dat de kracht van de mens maar gering is.
Het Hebreeuwse werkwoord moet in het Nederlands met behulp van een modaal werkwoord worden vertaald, zoals ‘zullen’, ‘zouden’, ‘kunnen’, ‘moeten’ of ‘mogen’.
Bij vers 8:
- houdt eeuwig stand: Alleen wie zijn leven baseert op het woord van de HEER, zal standhouden (vgl. Ps. 56:5).
Bij vers 9:
- Zoals de profeet in het voorafgaande van God de opdracht ontving te profeteren, zo wordt Jeruzalem door de profeet opgeroepen het goede nieuws te verkondigen aan de steden van Juda.
- vreugdebode: Andere vertaling: ‘bode van goed nieuws’, d.w.z. van de redding die de HEER zijn volk zal schenken (vgl. 41:27; 52:7; 61:1). Het goede nieuws is in het Nieuwe Testament nauw verbonden met de persoon en het werk van Jezus Christus (Marc. 1:1; Rom. 1:16; 1 Kor. 15:1-5).
- Sion: Zie het achtergrondartikel over Sion en Sionstheologie (artikel volgt).
Bij vers 10:
- met kracht, zijn arm zal heersen: Dit herinnert aan de exodus (zie onder meer Ex. 13:3, 14-19; Deut. 7:19). De terugkeer uit de ballingschap wordt verbeeld als een nieuwe exodus.
- zijn loon (...) zijn beloning: Een beeld voor het volk dat door God uit de ballingschap wordt bevrijd. Beide woorden kunnen ook ‘buit’ betekenen, wat zou passen bij het beeld van God als overwinnaar in het voorafgaande, die het volk als buit meeneemt uit Babel. Maar het past moeilijk bij het beeld van de herder. Daarbij past ‘loon’ en ‘beloning’ beter, want het loon van een herder is de kudde, vergelijk Jakob die met een rijk ‘loon’ aan schapen en geiten uit Mesopotamië terugkeert (Genesis 29:15; 30:28, 32-33; 31:8; 33:14-15).
Bij vers 11:
- als een herder: Een beeld van Gods leiding, bescherming en zorg voor een individu, maar ook voor het volk Israël. De herder is dan een beeld van een rechtvaardig regerende koning, de kudde een beeld van het volk (zie Ps. 95:7; Jes. 40:11; Ezech. 34:1-16; Joh. 10:11-16).
- Hij vlijt ze tegen zijn borst: Letterlijk ‘hij draagt ze in zijn schoot’, een beeld van de speciale zorg die de herder aan zijn kudde besteedt. De Hebreeuwse Bijbel drukt gevoelens vaak uit in concrete beelden.
Achtergrondinformatie
Toelichting bij kernwoorden en begrippen
Verdieping bij thema’s
Ga op deze pagina direct naar:
het boek Jesaja als geheel de plek van deze passage in dit geheel aantekeningen bij de verzen achtergrondinformatie bij kernwoorden en begrippen