Inleiding 1 en 2 Koningen
Wat is het verhaal achter de tekst?
Het verhaal van 1 en 2 Koningen
De boeken 1 en 2 Koningen vormen samen één lang verhaal over de tijd van de koningen van Israël. Het is het verhaal van de tijd van koning Salomo (ongeveer 970 voor Christus) tot aan het begin van de Babylonische ballingschap (586 voor Christus). Binnen dat lange verhaal zijn er duidelijk verschillende korte verhalen. Maar er is ook één thema dat erg belangrijk is in alle verhalen over de koningen: God belooft dat het goed zal gaan met het volk als de mensen hem alleen vereren en goed met elkaar omgaan. Maar de mensen zijn steeds weer ongehoorzaam. Volgens de schrijvers van de boeken 1 en 2 Koningen is dat de reden dat de Israëlieten uiteindelijk het land kwijtraken dat God aan hen beloofd had.
De opbouw van de boeken 1 en 2 Koningen
Het boek 1 Koningen bestaat uit twee delen.
- In het eerste deel (1 Koningen 1-11) gaat het over het koningschap van Salomo. Hij mag een tempel bouwen voor God.
- In het tweede deel van 1 Koningen (1 Koningen 12-22) gaat het over de scheuring van het koninkrijk in twee aparte rijken: het tienstammenrijk Israël in het noorden en het tweestammenrijk Juda in het zuiden.
Het boek 2 Koningen bestaat uit twee delen.
- In het eerste deel van het boek 2 Koningen (2 Koningen 1-17) lees je verhalen over de koningen van de twee koninkrijken. Dit deel eindigt met de verovering van de stad Samaria door de Assyriërs in 722 voor Christus. Dat is het begin van de ballingschap voor het noordelijke rijk.
- Het tweede deel van het boek (2 Koningen 18-25) gaat vooral over het zuidelijke rijk Juda. Het eindigt met de verovering van Jeruzalem in 586 voor Christus. Dat is het einde van het koninkrijk Juda.
Wat zijn de thema’s in dit boek?
De verhalen in de boeken 1 en 2 Koningen vormen samen een geschiedenisboek. Maar ze vormen samen ook nog iets veel belangrijkers: een geloofsboek. Het verhaal eindigt bij de Babylonische ballingschap.
Vreemde goden
Een belangrijk thema in de boeken 1 en 2 Koningen is dat de koningen van Israël en Juda andere goden vereren. Dat begint al bij koning Salomo. Hij trouwt met veel buitenlandse vrouwen, en gaat zelf ook hun goden vereren. God straft hem: hij zegt dat hij het koninkrijk in twee delen zal scheuren. Er zijn twee koningen die er vooral voor proberen te zorgen dat het volk weer alleen de God van Israël gaat vereren: Hizkia (2 Koningen 18-20) en Josia (2 Koningen 22-23).
Goede en slechte koningen
Het tweede belangrijke thema is, dat van iedere koning wordt gezegd of hij goed of slecht was. Sommige koningen luisteren naar God en zijn profeten, andere koningen vereren vreemde goden en behandelen het volk slecht. David is daarbij een voorbeeld: koningen die op hem lijken, worden goede koningen genoemd.
Profeten
In deze Bijbelboeken kun je ook verhalen lezen over twee belangrijke profeten: Elia en Elisa. Het is hun taak om de koning te waarschuwen als hij iets fout doet. Daarom zijn de koningen niet blij met deze profeten. De profeten moeten vaak vluchten om niet gedood te worden. Toch herinneren ze de koningen steeds weer aan hun afspraak met God, en aan de regels die gelden in Israël.
Hoe kun je dit boek lezen?
Waarschuwing
Het grote verhaal van de boeken 1 en 2 Koningen legt uit waarom God wilde dat de Israëlieten naar Babel gebracht werden. Het is dus een verklaring van de geschiedenis. Mensen konden daarvan leren hoe belangrijk het was om geen andere goden te vereren, volgens Gods wetten te leven, en naar de profeten te luisteren. De boeken zijn geschreven als een waarschuwing voor de mensen die later leven en deze verhalen lezen. Zij moeten leren van de geschiedenis, en ze moeten de God van Israël als de enige God blijven vereren.
Herhaling
Bij het lezen van deze boeken worden veel dingen herhaald. Zo wordt er steeds gezegd wie er koning was, waar en wanneer hij regeerde, en of hij een goede of slechte koning was. En er wordt altijd duidelijk gezegd waarom de koning een goede of een slechte koning was. Zo kunnen de lezers niet vergeten wat ze moeten doen als volk van God.