Inleiding Deuteronomium
Wat is het verhaal achter de tekst?
Tussen de woestijn en het beloofde land
Het boek Deuteronomium verbindt de tocht van het volk Israël door de woestijn met de verovering van het land Kanaän. Het boek sluit aan op het verhaal dat in Genesis, Exodus, Leviticus en Numeri verteld wordt. Daarom wordt Deuteronomium ook wel ‘het vijfde boek van Mozes’ genoemd.
Maar veel thema’s uit Deuteronomium kun je ook vinden in de boeken Jozua, Rechters, Samuel en Koningen. Die boeken vertellen de geschiedenis van het volk Israël in Kanaän. Het boek Deuteronomium kan dus ook gelezen worden als een deel van het verhaal in die boeken.
Aan het begin van het boek Deuteronomium zijn de Israëlieten bij de grens van het land Kanaän aangekomen. Kanaän is het land dat God aan hen beloofd had. Voordat de Israëlieten de grens van Kanaän oversteken, vertelt Mozes kort wat ze in de woestijn meegemaakt hebben (Deuteronomium 1:6-4:43). Daarna kijkt Mozes vooruit, naar de tijd in Kanaän. Hij legt nog één keer uit hoe het volk als volk van God moet leven (Deuteronomium 6-31). Het boek eindigt met een lied van Mozes, en met het verhaal over zijn dood (Deuteronomium 32-34).
Laatste toespraak?
Deuteronomium heeft de vorm van een afscheidstoespraak. Mozes wil voor zijn dood nog een laatste keer tegen het volk zeggen dat ze volgens Gods regels moeten leven.
De meeste uitleggers denken dat die regels pas later opgeschreven zijn, misschien in de tijd van koning Hizkia. Die koning zorgde ervoor dat het volk Israël weer alleen God ging aanbidden (2 Koningen 18:1-8). Josia, de achterkleinzoon van Hizkia, vindt later in de tempel een boekrol met regels (2 Koningen 22). Veel uitleggers denken dat op die boekrol een deel van het boek Deuteronomium stond. Ze denken dat die regels later zijn samengevoegd met het verhaal over het afscheid van Mozes.
Wat zijn de thema’s in dit boek?
Geloofsopvoeding
Mozes geeft regels aan de Israëlieten, en hij vertelt waarom ze zich aan die regels moeten houden: omdat God de enige God is (bijvoorbeeld Deuteronomium 4:35-39; Deuteronomium 6:4; Deuternonomium 10:20; Deuteronomium 32:12). Hij heeft de Israëlieten bevrijd, en daarom moeten ze eerbied voor hem hebben.
Mozes zegt ook wat de Israëlieten moeten doen om die regels niet te vergeten: om de zeven jaar moeten de Levieten deze regels aan het hele volk voorlezen (Deuteronomium 31:9-13). De mensen moeten ze uit hun hoofd leren en er steeds over praten, met elkaar en met hun kinderen. En de belangrijkste regels moeten ze op hun kleren en hun deurposten schrijven. Zo blijven ze altijd aan die regels denken (Deuteronomium 6:4-9).
Omgaan met andere volken
Volgens het boek Deuteronomium zijn Gods regels heel bijzonder. Als het volk Israël zich aan die regels houdt, zijn ze anders dan de andere volken in Kanaän. Die volken vereren andere goden, en ze doen verkeerde dingen: ze vragen bijvoorbeeld de doden om raad, en ze offeren hun kinderen (Deuteronomium 7:25-26; Deuteronomium 12:31; Deuteronomium 18:9-13). De Israëlieten mogen het voorbeeld van die volken absoluut niet volgen. Ze moeten de volken die deze dingen doen, zelfs doden. Anders lukt het de Israëlieten niet om trouw te blijven aan God (Deuteronomium 20:16-18).
Keuze tussen leven en dood
Mozes zegt dat het volk moet kiezen (Deuteronomium 28-30): als ze alleen God vereren en volgens zijn regels leven, zal het goed met hen gaan. Maar als ze andere goden gaan vereren, gaat het helemaal fout: oogsten mislukken, de mensen worden ziek en ze raken het land kwijt dat God aan hen gegeven heeft.
Toen het volk later naar Babel moest, dachten de mensen daarom dat God hen strafte voor hun verkeerde gedrag.
Hoe kun je dit boek lezen?
Denk eens terug!
Mozes vraagt de Israëlieten om steeds terug te denken aan de dingen die God voor hen gedaan heeft (bijvoorbeeld Deuteronomium 5:15; Deuteronomium 7:18), en aan de tijd dat ze slaven in Egypte waren (bijvoorbeeld Deuteronomium 15:15). Zo leren ze dat ze in de toekomst goed moeten leven.
Bij het lezen van het boek Deuteronomium kun je steeds aan jezelf vragen: Wat heeft God voor mij gedaan? En hoe moet ik me daarom tegenover God en tegenover andere mensen gedragen?