Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap
12 augustus 2021Matthijs de Jong

Eenzaamheid in de Bijbel

Eenzaamheid: het was al een probleem – onder ouderen maar ook bij jongeren – en door corona werd dat nog duidelijker. De woorden ‘eenzaam’ en ‘eenzaamheid’ komt in de Bijbel maar weinig voor, omdat het een andere tijd was. Mensen leefden in grotere familieverbanden. Toch kon ook toen eenzaamheid mensen treffen. Dat heeft raakvlakken met vandaag, ontdekte ik tijdens het werk aan de NBV21 – de verbeterde versie van de Nieuwe Bijbelvertaling, die in oktober verschijnt.

Sociaal isolement: leven buiten de gemeenschap

Eenzaamheid was destijds dikwijls het gevolg van sociale uitsluiting en isolement. Vaak was ziekte daarvan de oorzaak. Met name ziekte die je onrein maakte zette iemand buiten het sociale leven, letterlijk ‘buiten de stad’. Dat lezen we in Leviticus 13:46. Daar gaat het over mensen met een huidziekte. Voor hen gold een strenge regel: ‘Als onreine moet hij apart wonen en buiten het kamp verblijven’. Lees voor ‘buiten het kamp’ ook ‘buiten het dorp of de stad’. Dit verplichte isolement kon iedereen treffen, rijk en arm. Voorbeelden zijn Mirjam, de zus van Mozes (Numeri 12) en koning Uzzia (2 Kronieken 26). Die sociale uitstoting kwam niet uit angst voor besmetting met de ziekte. Het was omdat de onreinheid van de zieke op de gemeenschap kon overslaan. En onreinheid ging niet samen met Gods aanwezigheid in de gemeenschap.

Melaatsheid

Om wat voor ziekte ging het dan? Traditioneel wordt het melaatsheid genoemd. Maar inmiddels weten we dat melaatsheid, een term die naar lepra verwijst, eigenlijk geen goede vertaling is. Want de Bijbelse ziekte is beslist niet de lepra uit onze tijd – tegenwoordig vaak de ziekte van Hansen genoemd.

Het gaat in de Bijbel om verschillende vormen van huidziekte. De NBV deed met ‘huidvraat’ een nieuwe poging om het verschijnsel adequaat te vertalen. Dat bracht een voordeel mee: in Leviticus 13-14 gaat het niet alleen over aangetaste huid, maar ook over aangetaste voorwerpen en huizen, en in al die gevallen kun je het woord ‘vraat’ gebruiken. Maar de vertaling ‘huidvraat’ heeft ook een nadeel: het roept niet het goede beeld op. Dat het om huidziekte gaat is duidelijk, maar de kern van het probleem is de onreinheid. Daarom spreekt de NBV21 van ‘een huidziekte die onrein maakt’.

Lees ook: wat is huidvraat?

Huidvraat is in de NBV de vertaling van het Hebreeuwse woord tsara’at. In andere vertalingen wordt huidvraat ook wel melaatsheid genoemd. Maar melaatsheid wordt meestal opgevat als een synoniem voor lepra en het gaat bij huidvraat niet om een lepra-achtige ziekte.

Terug in de kring

Jezus genas mensen die door een huidziekte onrein waren. Telkens staat er in de evangeliën expliciet bij dat Hij hen ‘rein’ maakte. Dát was cruciaal voor hun genezing. Ze hoorden er weer bij, ze mochten weer in de kring komen. Veelzeggend is dat Hij hen aanraakte, fysiek contact.

Ook op andere manieren brengt Jezus mensen terug in de kring, in de gemeenschap. Bijvoorbeeld mensen die, soms door hun eigen gedrag, buitenstaanders waren geworden, zoals Zacheüs. Vaker nog gaat het om zieken, zoals in Matteüs 9. Jezus geneest daar een verlamde man en een vrouw die aan bloedvloeiing leidt. In beide gevallen zegt Jezus iets opvallends tegen hen: ‘mijn kind’ zegt Hij tegen de verlamde (Matteüs 9:2); ‘mijn dochter’ tegen de vrouw (Matteüs 9:22). In de NBV bleven die woorden ongenoemd. De reden: het is vreemd Nederlands, zo zouden we niemand aanspreken en zeker geen mensen buiten onze familie. Toch staan deze woorden wél in de NBV21. Ze horen bij de tekst. Ook in Jezus’ tijd was het opvallend als je iemand buiten je eigen familie met zo’n familiewoord aansprak. Hier gebeurt dus iets bijzonders. Jezus gebruikt familiewoorden om te markeren dat Hij de zieken terugbrengt bij ‘de familie’, de gemeenschap van Israël. Hij haalt ze terug in de kring.

Gods nieuwe wereld

Isolement, afzondering en uitgestoten zijn uit de gemeenschap hoorden bij de ergste dingen die je in Bijbelse tijden konden overkomen. Dus is het veelzeggend hoe Jezus mensen terughaalt in de kring. Hij raakt onreinen aan, geneest zieken en roept zondaars terug. Hij raakt zelfs doden aan en brengt ze terug. Zo leert Hij ons over Gods nieuwe wereld, een gemeenschap zonder uitsluiting en isolement. Geen pijn, geen eenzaamheid.

In de gelijkenis van Lucas 14 – over het feestmaal dat symbool staat voor het eeuwige leven bij God – vertelt Jezus dat de mensen die uiteindelijk worden binnengehaald komen van ‘buiten de stad’. Het zijn de verstotenen, de eenzamen, en God haalt ze terug. Zo komen de woorden van Psalm 68:7 opnieuw tot leven: ‘God geeft de eenzamen een thuis’.

Aanraken

Ik schreef hierboven al: Jezus raakt mensen die onrein zijn door ziekte of dood gewoon aan. Hij raakt zieken bijna altijd aan. Hiermee laat Hij zien dat Hij vervuld is van Gods Geest. Het risico om zelf onrein te worden wordt bij Jezus overvleugeld door de heilige kracht om het onreine weer rein te maken. Zo wordt wat gebroken was geheeld en wordt wie verstoten was teruggehaald.

Aanraking heeft in deze coronatijden een diepe lading gekregen. We spreken over huidhonger, en eenzaamheid kan nu betekenen: niemand voelen, niet aangeraakt worden. Geen hand, geen omhelzing. Dat is iets dat onze situatie verbindt met de Bijbelse tijd. Wat zal het een bevrijding zijn als aanraken weer kan. Elke aanraking die de eenzaamheid doorbreekt, laat iets zien van Gods nieuwe wereld.

Matthijs de Jong, hoofd Vertalen bij het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap en was projectleider bij de revisie van de Nieuwe Bijbelvertaling.

Deze blog is ook verschenen in Ideaz, het magazine van Missie Nederland

Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschapv.4.23.0
Volg ons