Wat zijn huidziektes die onrein maken?
'Huidziekte die onrein maakt' is een verzamelterm voor allerlei huidziektes en eczeemachtige aandoeningen. Eenzelfde soort uitslag kan voorkomen bij objecten.
Naar de priester
Als iemand uitslag had, moest hij zich laten zien aan de priester
Als de ziekte verdwenen leek te zijn, moest een priester dit controleren. Als die vaststelde dat iemand genezen was, vond er een verzoeningsritueel plaats bij het altaar.
Afzonderen van de gemeenschap
Als het onzeker was of het om een ernstige huidziekte ging, moest iemand zich zeven dagen afzonderen van de gemeenschap. Was de uitslag daarna onveranderd, dan was iemand niet onrein. Was de uitslag ernstiger geworden, dan werd de zieke alsnog uit de gemeenschap verstoten.
De zieke mocht pas terugkeren als de ziekte verdwenen was. Intussen moest hij zijn snor en baard bedekken en mocht hij niet meer in de buurt van anderen komen. Om te voorkomen dat dit wel gebeurde, moest hij ‘onrein, onrein’ roepen als er mensen in zijn buurt kwamen.
Melaatsheid
In andere vertalingen worden deze aandoeningen ook wel melaatsheid genoemd. Maar melaatsheid wordt meestal opgevat als een synoniem voor lepra en het gaat bij de aandoeningen die in het Oude Testament worden beschreven niet om een lepra-achtige ziekte. Lepra bestond nog niet in de tijd van het Oude Testament. Bovendien kunnen de aangetaste huid en ledematen van een leprapatiënt niet herstellen, en van de ziekte in het Oude Testament kan men wel genezen. In de De Nieuwe Bijbelvertaling
De term tsara’at wordt in het Oude Testament breder gebruikt: het is een verzamelterm voor verschillende aandoeningen. Het woord kan ook slaan op vlekken of schimmel op huizen of stoffen, zoals wol en leer. Ook huizen en voorwerpen konden dus onrein worden.
Schimmel op huizen en stoffen
Opvallend is dat de beschrijving van tsara’at bij mensen en objecten sterk samenhangt: niet alleen de symptomen komen overeen, maar ook de consequentie van uitsluiting geldt zowel voor getroffen mensen als voor voorwerpen. Ten slotte is ook de verzoeningsrite die de priester uitvoert nadat hij iets of iemand weer rein verklaard heeft, voor mens en huis vergelijkbaar (zie Leviticus 13-14).